V ■6'* duinboerderij Zeevcld Ridderschap in de Staten van Noord-Holland. In 1826 kocht hij een duingebied onder Castricum ter grootte van 344 hectare met de daarop staande duinmeierswoning, later 'De Kwekerijwoning' genoemd ('Het Oude Huys' op het terrein van Duin en Bosch). Deze bezittingen in het duingebied van Castricum werden door jonkheer Lucas Boreel op 3 oktober 1829 voor 8000 gulden bij Jean de la Chambre Karshoff, notaris te Beverwijk, uit de hand verkocht aan makelaar Jan Cornelisz Twisk, die handelde in opdracht van Koning Willem I. duinboerdcrij Zeeduin N, duinboerdcrij Ueemskcrk gre,„ CMtno® t Het duingebied van de gemeente Castricum met daarbij aangegeven de eigenaren van de verschillende delen van dit duingebied en de aanwezige duinboerderijen in de periode vóór 1829. voorafgaande aan de officiële oprichting van het kadaster in 1832. Daarom staat in de O.A.T. nog Abraham Barnaart als eigenaar te boek, terwijl hij in 1829 reeds is overleden. Abraham Barnaart, afkomstig uit een Amsterdamse koopmansfamilie, kocht in 1803 het duingebied ten noorden van de Zeeweg (toen gemeente Bakkum) met de bijbehorende duinboerderij 'Het Zeeveld' van de erfgenamen van de Alkmaarse koopmansfamilie Van der Nolle. (Zie het 7e jaarboekje.) Het duingebied ten zuiden van de Zeeweg (Castricum) had hij in 1813 gekocht van de erfgenamen van Jan van Bruijnswaard en Guurtje van Velsen. Op 24 oktober 1829 verkochten de erfgenamen van Abraham Barnaart Jacobszoon aan de Amsterdamse makelaar Jan Cornelisz Twisk in opdracht van Koning Willem I het gehele duingebied in Bakkum gelegen ten noorden van de Zeeweg (469 ha) met de boerderij 'Het Zeeveld' en het duingebied ten zuiden van de Zeeweg (196 ha) met de duinboerderij 'Het Zeeduin'. (Deze boerderij is afgebroken vóór 1914, stond nagenoeg op de plaats van het kantoor Fochteloo van PWN en is afgebeeld in het 20e jaarboekje blz. 36.) Deze bezittingen werden voor 12.240 gulden aan makelaar Twisk verkocht. Jonkheer Lucas Boreel was in 1780 in Amsterdam geboren en zoon van de toen machtige mr. Willem Boreel en Maria Trip. Lucas trouwde in 1811 met Maria Johanna Sara, gravin van Limburg Stirum en was tot 1830 houtvester van het eerste jachtdistrict in de provincie Noord-Holland. Daarna had hij zitting voor de Het ontginningsproject Na de instelling van de commissie door koning Willem I in 1829 werd het project voortvarend aangepakt. De grote, drijvende kracht was Daniël Theodore Gevers van Endegeest, zoals blijkt uit het omvangrijke archief dat over het ontginningsproject is bewaard. Dit omvat onder andere de uitwerking van de plannen, de bouwtekeningen en de uitvoerige correspondentie die is gevoerd door Gevers met de andere commissarissen en met hoofdopzichter Kros over allerlei lopende zaken, over de voortgang van het project en de besluiten. Jonkheer mr. Daniël Theodore Gevers van Endegeest was geboren op 25 augustus 1793 in Rotterdam en zoon van jhr. mr. Dirk Cornelis Gevers en Maria Catharina de Leeuw. Hij trouwde in Amsterdam op 28 mei 1828 met jonkvrouwe Margaretha Johanna Deutz van Assendelft. geb. Amsterdam 6-10-1807 en dochter van jhr. mr. Andries Adolph Deutz van Assendelft en Jacoba Margaretha Maria Boreel. Zijn schoonvader bezat duingebied in Castricum (860 morgen) en Heemskerk (554 morgen). Dit duingebied maakte deel uit van het ontwikkelingsproject. Daniël Gevers studeerde rechten in Leiden en promoveerde in 1817, was referendaris bij de Raad van State, achtereenvolgens lid van de Tweede en Eerste Kamer, voorzitter van de Tweede Kamer, minister van Buitenlandse Zaken. Daarnaast was hij o.a. president-curator aan de Leidse Hogeschool, voorzitter van de commissie van beheer en toezicht over de droogmaking van de Haarlemmermeer, regent van het Deutzenhofje en ambachtsheer van Endegeest, Oegstgeest en Poelgeest. Hij woonde o.a. in 's-Gravenhage en op landgoed Endegeest te Oegstgeest, waar hij op 27 juli 1877 kinderloos is overleden. Gerrit Willems is aangesteld als opzichter/voorman op het 'Landgoed Bakkum'en fungeert als zodanig als assistent-in-het- veld voor opzichter/rentmeester Jan Kros, die niet op het Landgoed woont maar in Spaarndam en tevens opzichter is over de Rijnlandse werken aldaar. Opzichter Willems werkt zelf ook mee aan de aanplant en verdient 2 gulden per dag. Dat is beduidend meer dan een arbeider in het ontginningsproject, die 16 stuivers per dag verdient. In 1830 wordt er al volop gewerkt en gebouwd. Op 20 september van dat jaar is de bouw van het Commissarishuis aan de Zeeweg gereed. In dit pand is een kamer ingericht voor het verblijf van commissarissen. Bij het Commissarishuis kunnen ca. 15 koeien worden geplaatst. Ook is er een veestal in aanbouw voor de plaatsing van 38 koeien en berging van hooi (later Van Lennepsoord genoemd). In de bestaande stal bij Bakker (de toenmalige bewoner van de Kwekerijwoning) zijn 25 koeien ondergebracht. Vanwege de stalcapaciteit van ca. 78 koeien en het aanwezige aantal van 61 volgt het besluit om er nog een tiental koeien bij te kopen. Aan de ontginningswerkzaamheden wordt op dat moment door 58 'aardwerkers' gewerkt. 4

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Jaarboek Oud Castricum | 2004 | | pagina 4