De garage was reeds voor het overlijden van Van Maarleveld, die
inmiddels met zijn gezin boven de brandweergarage was gaan
wonen, in 1956 verkocht aan Gerrit Kooijman, wat het begin
betekende van een lange periode waarin de naam Kooijman aan het
garagebedrijf verbonden bleef, eerst door genoemde Gerrit Kooijman
en later door de zonen Joep en Pieter Kooijman. De ligging aan de
drukke Dorpsstraat was op den duur niet ideaal, wat er toe leidde
dat de ondernemende gebroeders Kooijman elders in Castricum
activiteiten gingen ontplooien, onder meer aan de Soomerwegh
en de Beverwijkerstraatweg. In 1996 trok het garagebedrijf zich
definitief terug uit de Dorpsstraat. Na enkele jaren leegstand is het
pand nu weer bewoond, terwijl ook de vroegere garage een andere
bestemming heeft gekregen. Het garagegedeelte is nu afgesloten,
waardoor een wat doods aandoend pand is ontstaan, dat weinig
meer herinnert aan het levendige garagebedrijf en nog minder aan
de oorspronkelijke fraaie villa.
Nog een 'herenhuis' nr. 9)
De villa Dorpsstraat nummer 9, die architectonisch wel wat
gelijkenis vertoont met het oorspronkelijke pand nr. 7 - ook
met een dominante erker met balkon - werd in 1921 gebouwd in
opdracht van Jan Koopman, voormalig eigenaar van het bekende
hotel-café-restaurant 'De Rustende Jager' en bovendien actief op
de huizenmarkt, waarvan in het voorgaande al enkele voorbeelden
zijn genoemd. Overigens tonen kadasterkaarten dat dezelfde plek
al ca. 1900 bebouwd was met wat eerst een woonhuis en later een
werkplaats wordt genoemd, met als eigenaar Petrus Valkering, die in
het vervolg nog wordt genoemd. Er vond dus afbraak plaats voordat
met nieuwbouw werd begonnen. Jan Koopman vestigde zich met
zijn vrouw Cornelia Schouten en drie dochters in de nieuwe woning,
nadat hij in 1920 zijn horecabedrijf had verkocht.
Vooraanzicht van de villa Dorpsstraat 9 op de oorspronkelijke
bouwtekening uit 1920.
De nog pas 40-jarige Jan Koopman kon zich na zijn drukke bestaan
als hotel- en café-eigenaar nu geheel concentreren op zijn financiële
zaken. Zijn werkzaamheden in die tijd worden omschreven als
inspecteur van een hypotheekbank en taxateur. Ook was hij actief als
verkoper van Nederlandse Staatsloten. Mevrouw Eggers, die reeds
eerder werd geciteerd om de korte impressies van de Dorpsstraat die
zij in 1981 in het Nieuwsblad voor Castricum publiceerde, schreef
over deze loterijactiviteiten: "Jan Koopman was de man van de
loterij. De prijzen kreeg hij zelf. de nieten kregen wij"
In november 1943 moest de familie Koopman het huis verlaten
om plaats te maken voor Duitse militairen en men vertrok naar
Oldenzaal, om in juni 1945 weer in Castricum terug te keren. Op
het vertrouwde adres werd in 1946 het veertigjarig huwelijksfeest
gevierd. In 1958 overleed Cornelia Koopman-Schouten op 76-
jarige leeftijd en kort daarop vertrok Jan Koopman definitief naar
Oldenzaal. Hij verkocht het pand aan Petrus Bakker, die zijn naam
eer aan deed met het bakkersbedrijf op de hoek Burg. Mooijstraat-
Stationsweg. Na het overlijden van Petrus Bakker in 1964 bleef zijn
weduwe met enkele van haar kinderen in het pand aan de Dorpsstraat
wonen. Geertruida overleed in 1991, maar de naam Bakker bleef
aan het pand verbonden, want vandaag de dag woont er nog een
van haar zonen.
Een boerderij (nr. 11)
We zullen het pand Dorpsstraat 11. met de naam 'Finus Coronat
Opus' (het einde bekroont het werk), waar nog niet zolang geleden
de bekende bloemisterij van Jan Twisk was gevestigd, een boerderij
noemen, hoewel niemand kan zich herinneren dat er ooit een stal in
het pand was waar koeien hebben gestaan.
Recente foto van de boerderij Dorpsstraat 11, nadat werd gestopt
met de verkoopactiviteiten van planten en tuinartikelen.
Het is waarschijnlijk het oudste nog bestaande pand aan deze kant
van de Dorpsstraat. Kadastergegevens suggereren dat het pand in
1891 of 1892 moet zijn gebouwd. Het droeg toen kadasternummer
BI692 en lag, te oordelen naar de bijbehorende kadasterkaart,
inderdaad eenzaam in het omringende land. Als eerste bewoner en
waarschijnlijk ook de stichter van de boerderij komt naar voren ene
Otto Kehl, die in 1827 in Alkmaar was geboren en zich met zijn
gezin omstreeks 1870 vanuit Alkmaar in Castricum had gevestigd.
De naam Kehl (volgens een nog levende nazaat in Castricum als
Kei en elders als Keel uitgesproken) lijkt geen Nederlandse naam
en dat klopt, want de oorsprong van de familie ligt in Duitsland
van waaruit de Nederlandse stamvader van de familie Kehl zich
in Alkmaar vestigde. Als een van de beroepen van Otto Kehl
wordt broodbakker genoemd, maar het is niet duidelijk of hij dit
beroep nog in Castricum heeft uitgeoefend. Dat zou overigens heel
goed kunnen, want zijn in Alkmaar geboren zoon Nicolaas Kehl
wordt ook broodbakker genoemd en was als zodanig in Castricum
gevestigd op een adres in de Kerkbuurt.
49