nog wel een boerenkapel onder de naam 'De Roggebouwers'.
Deze kapel vormde vaak een onderdeel van de concerten van het
fanfarecorps of trad op in combinatie met een accordeonvereniging
of cabaretgezelschap.
Op het concert van 7 januari 1953 nam dirigent Toon de Vries
afscheid en A. van den Berg nam het stokje over. Op 25 januari
1954 werd het laatste concert gegeven en daarna zweeg de fanfare
voorgoed. Ook de vrolijke wijsjes van De Roggenbouwers
verklonken in 1956. Zo was er een eind gekomen aan een periode
van vijfenveertig jaar fanfaremuziek van Duin en Bosch.
Goed bewaard gebleven herinneringen aan D.I.U., zoals het fraaie
vaandel en een tuba, waren lange tijd uitgestald in het museum
van Duin en Bosch, totdat de deuren hiervan in december 2003
werden gesloten. De museumstukken van D.l.U. werden begin
dit jaar aan de werkgroep Oud-Castricum geschonken. Het keurig
bijgehouden album bevat programma's van alle optredens en een
register van alle concoursen vanaf 1913 tot en met 1951, waarin
de afdelingen, de behaalde punten en prijzen zijn genoteerd. Ook
ontbrak het gedicht niet van onze 'dorpsdichter' A. van Kluyve, dat
ter ere van het veertigjarig bestaan van het korps in het Nieuwsblad
voor Castricum werd gepubliceerd.
De vooroorlogse periode van Emergo
De eigenaar van 'De Rustende Jager', Jan Koopman, nam samen
met pastoor Engeringh, Piet Kuijs en Henk Hemmer in 1911 het
initiatief tot oprichting van de muziekvereniging 'Eendracht maakt
macht'. Pastoor Engeringh werd de beschermheer van het korps,
Piet Kuijs de dirigent en Henk Hemmer was de eerste voorzitter van
de vereniging. Nadat er voor 400.- van een opgeheven fanfare uit
Hensbroek instrumenten en lessenaars waren overgenomen, die met
een boerenwagen werden opgehaald, ging men aan de slag. De eerste
bezetting bestond uit Quirinus Schram (bas), Jan Castricum (tuba).
Gerrit Kazenbrood (bugel), Cor Vader (bugel), Teun Stuifbergen
(piston), Hendrik Piepers (bariton). Jan Vlaar (grote trom) en Piet
Kuijs (alt). Volgens Freek Stuifbergen duurde het wel even voordat
de muziek van dit gezelschap goed in het gehoor lag. Na ruim een jaar
toog het korps met 18 man naar het eerste concours in Wijk aan Zee.
"Het hele spul op de bakwagen en de broodzakken, toen nog 'stikke
bule'geheten, in de ringbas gedaan van Quirinus, want daar zaten ze
veilig. Na afloop was er geen prijs voor E.M.M. en Piet Kuijs vroeg
aan Quirinus waarom hij hem niet had gehoord. Nee, zei Quirinus,
dat kon ook niet, want ik had vergeten de stikke bule uit mijn bas te
halen
Op 28 juni 1914 ging E.M.M. op concours in Wormerveer en
behaalde in haar afdeling het hoogste aantal punten. Van de Eerste
Wereldoorlog heeft deze fanfare ook de nodige nadelige gevolgen
ondervonden. In die tijd viel het voor de vereniging ook niet mee
om zich financieel staande te houden. Dat is echter niet zo vreemd,
want E.M.M. ontving voor het eerst in 1921 een bescheiden
gemeentelijke subsidie van 50,-. Na een kwijnend bestaan
werden dan ook in 1923 de instrumenten overgenomen door de
toenmalige leider van het R.-K. Jeugdwerk, kapelaan Starrenburg
en werd E.M.M. omgedoopt in het jongerenkorps 'St. Aloysius',
bijgenaamd de patronaatsfanfare. Het eerste optreden was bij een
ambtsjubileum van burgemeester Lommen, met de muzikanten voor
die gelegenheid in een Volendammer kostuum. Naar voorbeeld van
een jeugdkorps uit Alkmaar werden er later witte petten aangeschaft,
die men nog jaren bij feestelijke gelegenheden bleef dragen. Dit was
zelfs voorgeschreven in de statuten van de vereniging.
Toen het korps vijf jaar bestond, mocht het in Castricum het jaarlijkse
bondsconcours organiseren en dat werd een groot succes. Het
concours vond plaats op een terrein grenzend aan de Dorpsstraat en
de Overtoom, waar in die tijd ook wel de kermis werd gehouden. Na
afloop kon men zevenhonderd gulden in de verenigingskas storten
en dat was voor die tijd een heel bedrag.
Piet Kuijs wilde voor deze speciale gelegenheid de bekende
kleppermars uitvoeren. Daarvoor vroeg hij aan meester Van Westen
of hij voor honderd jongens uit de hoogste klassen kon zorgen. Van
Westen trachtte hem echter van dit plan af te brengen omdat het in
zijn ogen onuitvoerbaar was. Maar Kuijs zette door. temeer omdat
Jan Houtenbos al ruim honderd klepperparen had gemaakt. Hij kreeg
zijn honderd jongens en aanvankelijk zag het er naar uit dat meester
Van Westen gelijk kreeg, want de jongens maakten zo'n kabaal dat
dirigent Kuijs daar geen verandering in kon brengen. Het zou Piet
Kuijs echter niet zijn als hij geen raad wist. Toen de jongens het te
bont maakten, stoof hij dan ook vanachter zijn lessenaar naar voren,
pakte de eerste de beste jongen uit de voorste rij in zijn kraag, gaf
hem een flinke schop onder z'n achterste en gooide hem de zaal uit.
Hier poseren de leden van muziekvereniging 'Eendracht maakt macht' in 1915. De beschermheer van het fanfarekorps, pastoor Engeringh,
zit in de middelste rij. Links van hem met de grote tromdirigent Piet Kuijs en rechts van de pastoor zit Henk Hemmer, mede-oprichter en
eerste voorzitter van de vereniging.
35