gebruik maken, ook zullen er wel onder zijn, die niet meer kunnen
werken, maar laten dan dezulken in de gemeenten hunner inwoning,
zich aldaar waar zij thuis behooren, bij het armbestuur aanmelden
even zoo als onze huiszittende armen hier doen. Het is echter van
algemeene bekendheid, dat er vele van die bedelaars zijn, die van
Assendelft en Krommenie komen, en daar des winters bij de werkver
schaffing werk kunnen vinden, doch daar de dagloonen hun te klein
zijn willen zij liever de geest op om te bedelen, dus wel een bewijs
dat het bedelen nog niet zoo kwaad is en meer opbrengt dan werken
en het bewijs daarvan is, dat die eenmaal den bedelzak heeft opge
nomen, dezelve bij hun dood nog niet slegt, maar als erfgoed aan
een ander overgaat en alzoo de bedelarij, zoo daarin niet op eene
afdoende wijze wordt voorzien, eer toe, dan afneemen zal.
Ook de gelden die door vreemde bedelaars in deze gemeente
jaarlijks worden opgehaald leiden in het nadeel van onze eigen
armen en behoeftigen, en ook tot groot nadeel van onze instel
lingen van weldadigheid, want bij aldien de bedelarij zooveel
mogelijk door de politie word geweerd en tegengegaan, dan zouden
voorzeker de giften bij te houden collectens of inschrijvingen milder
en ruimer zijn dan thans en zouden de armenkassen aanmerkelijk
worden gesteund, en zoo noodig, ruimer bedeeling aan onze arm
lastigen en behoeftigen kunnen plaatshebben. Wellicht zal ons
worden geantwoord dat onze Algemeene Armenkas thans in eene
niet ongunstige toestand verkeert, doch treden wij weinige jaren
terug, dan ontwaren wij al dadelijk in welken benarden toestand
de armenkas, en ook de gemeentekas terwille van de armen zich
heeft bevonden door het brengen van zware offers. Wel is waar dat
de toestand van de Algemeene Armenkas thans zeer bevredigend is,
maar hoelang zal dat duren Dat is onzeker en hangt van de omstan
digheden af, want in het Algemeen Armenhuis zijn thans weinig ver
pleegden, doch hoe spoedig zoude dat getal weer kunnen klimmen?
Het zij door sterfgevallen met achterlating van kinderen of, door
oude van dagen, die zich niet meer kunnen redden en zich mitsdien
ter opneming in het armenhuis aanmelden.
Om nu echter, terwijl het nog tijd is, middelen aan te wenden om
de algemeene armenkas zoveel mogelijk in een gunstige toestand te
houden, nemen wij de vrijheid U edelachtbaren voor te stellen:
Dat de bedelarij en landlooperij zoveel mogelijk door politiezorg
in deze gemeente worden tegegegaan en de burgerij worde aange
spoord om aan vreemde of buiten deze gemeente wonende bedelaars
geen aalmoezen te geven, maar als zij zich, alsdan vrijwillig wilde
verbinden, tot eene 3 maandelijksche bijdrage tot ondersteuning
van de algemeene armenkas, dan zoude daardoor de finantieele
toestand dier kas veel kunnen verbeteren.
Ondanks de zorg van Schotvanger is de toestand van de algemene
armenkas in 1899 nog steeds gunstig. In augustus van dat jaar worden
de leden Schermer en Velzenboer van het Rooms-katholiek Armbestuur
door penningmeester Franse gekritiseerd wegens ondersteuning van
een Castricums gezin. Volgens Franse hadden zij deze ondersteuning
beter aan het Algemeen Armbestuur kunnen overlaten, dat er financieel
goed voorstaat en in 1899 zeker 2000 gulden zou overhouden.
De verbetering van de economische situatie, die kenmerkend is voor
het einde van de 19e eeuw, met een afname van de werkloosheid en
daarmee van de armoede, zette zich in de 20e eeuw aanvankelijk door.
Hoewel Nederland neutraal bleef, werd de gunstige ontwikkeling pas
onderbroken door de oorlog van 1914-1918, met vrij ingrijpende
gevolgen voor de welvaart van de bevolking. Na een herstel sloeg
in een periode vanaf 1930 een ernstige economische crisis toe, met
als gevolg een grote werkloosheid en groeiende armoede. Een enkele
Castricummer zal zich deze moeilijke periode, die in Castricum en
omringende dorpen vooral voor de tuinbouw ongunstig uitpakte,
wellicht nog herinneren. In een toekomstig artikel hopen wij op de
economische ontwikkelingen in de eerste helft van de twintigste eeuw
en de consequenties voor Castricum nader terug te komen.
Bronnen:
Archiefstukken Castricum in het Regionaal Archief Alkmaar:
- Maatschappelijke zorg, nr. 618- 662
- Algemeen Armbestuur, nr. 785-799
- Pancratius Parochie Castricum
- Diaconie Hervormde Gemeente Castricum.
Bieleman, J.: Geschiedenis van de landbouw in Nederland 1500-
1950, Meppel, 1992.
Bremer, J.T.: De Zijpe, deel II, 1813-1920, Schoorl, 1991.
Deelen, D. van: Historie van Castricum en Bakkum, Schoorl,
1973.
Hildebrandt: De Noordhollandse Boer. Camera Obscura, Pandora,
1996.
Israël, J.I.: De Republiek 1477-1806, deel II vanaf 1647, Franeker,
1996.
Jansma. K.; Schroor M.: 10.000 jaar geschiedenis der Nederlanden,
Rebo 1991.
Jelles, J.G.G.: Geschiedenis van beheer en gebruik van het Noordhol
lands duinreservaat, Instituut voor Toegepast Biologisch On
derzoek in de Natuur, mededeling nr. 87. Arnhem, 1968
Loo, L.F. van: Arm in Nederland 1815-1990, Boom, 1994.
Schama, S.: Patriotten en Bevrijders, Agon, 1989.
Steeman, W.A.M.: De dorpsschool van Castricum in de jaren 1800
tot 1860, 1 le Jaarboekje Werkgroep Oud-Castricum, 1988
Vries, J. de, Woude, A.M. van der: Nederland 1500-1815, Am
sterdam, 1995.
Woude, A.M. van der: Het Noorderkwartier, Wageningen 1972.
Zuurbier. S.P.A.: Het dagelijks leven in Castricum omstreeks 1840
in: Op zoek naar Castricums verleden, Schoorl. 1992.
Zuurbier. S.P.A.: Wie was....Jan de Quack, 4e Jaarboekje Werkgroep
Oud-Castricum, 1981.
Wim Hespe