Tabel 1. Het aantal door de verschillende vormen van armenzorg bedeelde Castricummers in de periode 1857-1866.
Jaar
Aantal
Aantal bedeelden
inwoners
Algemene
Hervormde
R.K.-
Totaal
Armen
Gemeente
Gemeente
1857
1207
104
20
24
148
1858
1194
130
15
24
169
1859
1191
135
13
22
170
1860
1188
134
13
22
169
1861
1150
137
11
25
173
1862
1167
142
9
27
178
1863
1203
130
5
27
162
1864
1207
169
8
25
202
1865
1216
140
7
33
180
1866
1236
142*
10
27
179
Dit getal is op grond van de gegevens nader te specificeren.
Het betreft 32 alleenstaanden en 110 personen, die deel uitmaken van 20 gezinnen.
TT BURGEMEESTER der Gemeente A L K M A A II.
Gelei op hel verzoekgedaan door of van wege
/fïeei*
tot het^Jj^tioinen van wwdmland» Xsevrt-tY'cdec/s ye-jt n/
Overwegende
1°. dat de omstandigheden dringend vorderen dat aan dezen persoon onderstand
worde toegelegd, als kunnende de geneeskundige verpleging van
en n gezin niet bekostigciy
dat ss*/ den onderstand Diet van kerkelijke of bijzondere instellingen van
weldadigheid kan erlangen en dat alzoo de voorziening daarin van wege de
burgerlijke gemeente volstrekt onvermijdelijk is.
B e s 1 n i t
dat voor rekening der burgerlijke gemeente waar het domicilie van onderstand zal
blijken gevestigd te zijn aan genoemden
«■<- e O
y -
zal worden verWtra een onderstand beslaande in geneesmiddelen voor Aen
gezin nu en verder gedurende dit jaar, telkens wanneer daaraan behoefte
:gt beslaan.
ALKMAAR dentwJ/
■gmeester voornoemd
No. /Hü k.
Burgemeester en wethouders ren alkmaar hebben
de oer hel bier bovenstaande besluit medetedeelen aan het bestuur der gemeente
c ft t et* rrt- als domicilie van onderstand
met verzoek om wanneer legen het verlecncn van geueesmiddelen gedurende dit
jaar op één besluit aan het bovengenoemde gezinbezwaren mogten beslaan
biervan aan hen kennis te geven.
ALKMAAR d<
7.
m//
Burgemeester en'Wethouders voornoemd.
A. MACLAINE PONT.
De Secretaris
SPANJ AARDT.
Het feit dat de geboorteplaats als domicilie van onderstand kon
worden aangemerkt, terwijl men elders woonde, betekende veel
administratieve rompslomp. Veel gemeenten gingen er dan ook toe
over elkaar aan te schrijven op voorgedrukte formulieren, waarvan
hier een voorbeeld. In het archief van Castricum bevindt zich een
map met honderden van dergelijke aanvragen voor vergoeding van
ondersteuningskasten.
voldoende financiële middelen beschikten. Dat blijkt ook voor
Castricum op te gaan. De bedoeling om het Algemeen Armbestuur
te ontlasten komt uit de cijfers zeker niet naar voren. Integendeel, de
algemeen bedeelden vormen de meerderheid.
De tabel suggereert, dat over genoemde periode gemiddeld ca.
15% van de Castricumse bevolking in een of andere vorm werd
ondersteund. Op grond van hiervoor vermelde gegevens kwamen
we tot de conclusie, dat in 1821 ca. 18% van de Castricumse bevol
king werd bedeeld. Ten opzichte van dat jaar is er van een essentiële
vermindering in het percentage armlastigen dus nauwelijks sprake
en blijkt er nog steeds een vrij omvangrijke en aanhoudende armoe
de in ons dorp. De jaarlijkse schommelingen in het totaalcijfer van
de bedeelden, zoals die in de tabel tot uiting komen, worden toege
schreven aan de wisselende werkloosheid, die weer in verband
wordt gebracht met de oogst. Een tegenvallende aardappeloogst
wordt herhaaldelijk genoemd. Het verslag over 1865 accentueert de
samenhang tussen armoede en werkloosheid door op te merken dat
de vermindering van het aantal behoeftigen na de top in 1864 ver
moedelijk het gevolg is van meer werk.
Enig inzicht in de financiële gang van zaken verschaft de schriftelijke
verantwoording, die jaarlijks door het Algemeen Armbestuur werd
afgelegd. Nemen we als voorbeeld het jaar 1858, waarin door
dit bestuur voor de bedeling werd uitgegeven: contant geld 540
gulden, etenswaar 160 gulden, 'armlastige' huishuur 200 gulden,
brandstoffen 60 gulden, schoenreparaties 30 gulden en geneeskun
dige hulp 148 gulden. Over het jaar 1858 werd een bedrag van 124
gulden als inkomsten uit collecten verantwoord, wat dus verre van
toereikend was om de opgesomde armenzorg te betalen. Het ge
meentebestuur sprong dan ook bij met aanzienlijke subsidies om
het tekort te dekken; in 1858 met 1100 gulden.
Problemen met het 'Domicilie van onderstand'
In 1855 was als reactie op de nieuwe armenwet door de bisschop
van Haarlem een Reglement op het Armwezen afgekondigd, dat
voorzag in een betere structurering van de rooms-katholieke paro
chiale armbesturen. Dit reglement hield echter geen rekening met de
wettelijke bepalingen over het domicilie van onderstand, want het
was ondoenlijk de kerkelijke ondersteuning in een bepaalde plaats
uit te breiden tot personen, die wel ter plekke waren geboren, maar
inmiddels elders verbleven.
20