Stolpboerderijen in Castricum en Bakkum De agrarische sector vormde van oudsher de belangrijkste bron van inkomsten in Castricum. Bij een beroepsopgave van 1811 blijken hier 21 'bouwlieden' en 21 dagloners aanwezig te zijn. Tot diep in de 19e eeuw was het hoofdzakelijk veeteelt waar men zijn brood mee verdiende. Het polderland bestond vooral uit grasland. Alleen op de hogere zandige gedeelten was wat akkerbouw te vinden. Er werden hoofdzakelijk aardappelen geteeld, met nog enkele handelsgewas sen als erwten en bonen. In de loop van de 19e eeuw werden delen van het duingebied in cultuur gebracht, zoals de ontginningen die nog bekend staan onder de naam van de 'Brabantse landbouw' en het 'Vogelwater'. In 1855 was 1225 ha van de cultuurgrond in gebruik als weiland en de rest ongeveer 100 ha als akkerbouw. De overige tuinbouw be perkte zich tot geringe oppervlakten voor eigen gebruik. Pas in 1900 vindt men in de Verslagen en Mededelingen van de Directie van Landbouw een eerste melding van de groente en fruitteelt voor de handel, terwijl er toen nog slechts 6 ha bloembollengrond was. In 1903 en 1904 werd Castricum nog niet genoemd onder gemeen ten met noemenswaardige groenteteelt, ook niet bij aardbeien en peul vruchten, die evenals bloembollen na die tijd vrij snel in betekenis moeten zijn toegenomen. Toen in die jaren het gebruik van kunst mest ingang vond en een begin van tuinbouw ontstaan was, ging de ontwikkeling in zeer snel tempo. In 1915 werden twee veilingen ge sticht die het eerste jaar een omzet van/418.370,- hadden. Na 1920 stagneerde de ontwikkeling weer. De bollenteelt liep terug en men ging zich meer toeleggen op de groenteteelt. De expansie mogelijkheden waren beperkt o.a. door de toenemende verdroging van de duingebieden, de ongeschiktheid van de overige gronden en de relatief snelle uitbreiding van het dorp. De cultuurgrond besloeg in 1947 nog 1357 ha. Daarvan werd 204 ha voor tuinbouw gebruikt, 169 ha voor akkerbouw en 984 ha voor vee rt/ deel, 3. wonen,, 4. lange regel, 5. korte regel, 6. paard teelt. De tuinbouw bood werk aan 218 arbeidskrachten en de veeteelt en akkerbouw aan 207 Nu is nog slechts een zeer klein deel van de bevolking werkzaam in deze sector. Nog maar weinig boerderijen hebben hun functie voor landbouw of veeteelt behouden; deze bedrijven hebben moderne be drijfspanden en slechts een enkele stolpboerderij is nog als bedrijfs pand voor de veehouderij in gebruik. Het jaar van de stolpboerderij De stolpboerderijen, vroeger veelal gebruikt voor de melkveehou derij, zijn de laatste jaren meer in de belangstelling komen te staan en hebben gelukkig weer waardering gekregen, waardoor de tijd voor bij lijkt te zijn dat stolpen snel gesloopt worden. De Boerderijenstichting Noord-Holland 'Vrienden van de stolp' zet zich in voor het behoud van de stolpboerderij met voorlichting en ad viezen naar overheden, particulieren en instellingen. De stichting heeft 2003 uitgeroepen tot het 'jaar van de stolpboerderij' en vooral oudheidkundige verenigingen gevraagd mee te helpen met de in ventarisatie van de circa 4000 nog bestaande stolpboerderijen in Noord-Holland. De Werkgroep Oud-Castricum heeft vanaf 2001 aan deze inventari satie meegewerkt en trof in Castricum nog 24 en in Bakkum 18 stolp boerderijen aan, waarvan korte beschrijvingen met foto's aan de Boerderijenstichting ter beschikking zijn gesteld. De stolpboerderij De stolpboerderij, ook wel stolp of stelp genoemd, heeft zich omst reeks de 16e eeuw ontwikkeld uit het boerenhuis met een losstaan de hooiberging die later aan het huis kwam te staan. Zij kenmerkt zich door een gesloten vierkante bouwmassa met een hoog pirami daal dak, waaronder alle functies van het boerenbedrijf zijn onder- De Noord-Hollandse stolpboerderij. 4

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Jaarboek Oud Castricum | 2003 | | pagina 4