Onstuimige groei van het verkeer
Omstreeks 1865 deed de fiets in ons land zijn intrede, zelfs koning
Willem II schafte er één aan. De fiets werd aanvankelijk nog uit
sluitend voor sportieve doeleinden gebruikt en als bevorderlijk voor
de gezondheid aanbevolen. Met de komst van het ons bekende type
rijwiel nam de belangstelling voor het fietsen zo snel toe, dat in 1883
de Algemene Nederlandsche WielrijdersBond (ANWB) werd opge
richt om de belangen van de fietsers te behartigen, speciaal het ver
beteren van de wegen door de aanleg van fietspaden. Het zal niet lang
meer hebben geduurd of de fiets werd, ook in de Dorpsstraat, een
normale verschijning. Op oude foto's, die een doorkijk geven van de
belangrijke straten in het dorpscentrum van Castricum. ziet men dan
ook altijd wel een paar personen met een fiets, die de indruk wekken
klaar te staan voor een of ander transport.
Al spoedig na het verschijnen van de eerste auto's op de Nederlandse
wegen, omstreeks 1895, werd een vergunningenstelsel ingevoerd,
waarbij de autobezitters werden geregistreerd. Op gepubliceerde lijs
ten van honderden vergunninghouders over de periode tot 1905 treft
men nog geen inwoners van Castricum aan, wel inwoners van enke
le omringende gemeenten, die wellicht met veel lawaai en onder veel
belangstelling, af en toe door Castricum toerden. Tot de inwoners
van ons dorp die wat later een auto kochten en daarmee het dorp on
veilig maakten, behoorden dokter Schoonhoff, sinds 1905 arts in ons
dorp, met een driewieler van het merk Hanomag, dominee Van
Poelgeest, vanaf 1900 werkzaam in Castricum, met een auto van het
Nederlandse merk Spijkeren Cornelis Stolk, een technicus, met een
driewieler van het merk Cyclonette.
Bij de eerste verkeerstelling van Rijkswaterstaat in 1908 telde men
op de drukste Rijksweg, nabij Den Haag, op 5 zondagen gemiddeld
116 auto's. 69 motorrijwielen en 2262 fietsen. De Rijksweg door
Castricum was in die periode dus minder druk en kan men wat ver
keersdichtheid betreft, in vergelijking met nu, een verademing noe
men. De toenmalige inwoners hadden van de gigantische verkeers
toename nog geen weet en de diversiteit van het verkeer door het be
nauwde dorpscentrum, zoals voetgangers, fietsen, motorfietsen, au
to's en tram, zal ook toen zeker wel eens zorgen hebben gebaard.
Door de onstuimige groei van het verkeer werd de situatie al snel nog
veel zorgelijker. In 1915 reden er op de
Nederlandse wegen nog slechts vijfdui
zend auto's, nu zijn het er zes miljoen. In
1900 bezat slechts één op de 38 inwoners
van ons land een fiets. In 1995 werd het
aantal fietsen in ons land geschat op on
geveer dertien miljoen, dus vrijwel elke in
woner van ons land bezat een fiets.
De enorme groei van het verkeer kon door
de aanleg van nieuwe wegen en de ver
breding van bestaande wegen buiten de be
bouwde kom nog wel redelijk worden op
gevangen. maar aan de nauwe doorgaan
de routes door de oude dorpskernen viel
weinig te sleutelen. Dus zien we tegen
woordig dat in veel dorpen het dorpshart
overbelast wordt met verkeer, omdat de
doorgaande wegen nog steeds door het
oude centrum lopen. Ook de Castricumse
Dorpsstraat is hiervan een voorbeeld en in
de loop der jaren heeft het verbeteren van de verkeerssituatie in deze
straat dan ook al heel wat aandacht gekregen. Over de resultaten lo
pen de meningen uiteen.
De bewoningsgeschiedenis van de Dorpsstraat
Zoals we op de tekening van Cresent zagen, was het langs de toen
malige weg die vanuit het zuiden aanliep op Castricum, de Holle
Laan, maar een kale boel. Langs de weg valt geen enkel huis, overi
gens ook geen enkel teken van leven, te bekennen. De prent toont
wel bewoning nabij de kerk. Dat klopt met het beeld van de kaart uit
1737, opgedragen aan Geelvinck. de ambachtsheer van Castricum,
waarop langs de Holle Laan ook geen huizen zijn ingetekend, in te
genstelling tot het door het dorp langs de kerk lopende weggedeel
te, waaraan volgens de kaart een tiental huizen was gelegen. Dit zul
len merendeels boerderijen zijn geweest die de tijd niet hebben door
staan. Een substantiële bebouwing, waarvan vrij veel is overgeble
ven en die nog mede het beeld van de huidige Dorpsstraat bepaalt,
kwam pas goed op gang in het begin van de 20e eeuw.
Wanneer we, wat betreft het afgebeelde gedeelte van de Dorpsstraat,
teruggaan in de tijd, blijkt dat het omliggende land in een periode
voordat de bebouwing plaatsvond, voor een groot deel in gebruik
was voor de teelt van bloembollen. Aan de even kant van de
Dorpsstraat was, voordat de bouw op gang kwam. vrij veel grond in
handen van Cornelis Jansz Mooij en later van diens zoon Jan Mooij,
burgemeester van Castricum.
Veel grond aan de oneven kant was eigendom van de bollentelers
Petrus Valkering en Adriaan van Lith. Zij splitsten hun land voor de
latere huizenbouw. Een naam die men in verband met de bouw van
huizen van het te bespreken gedeelte van de Dorpsstraat ook veel
vuldig tegenkomt, is die van Gerrit Kabel, timmerman en aannemer.
Hij was wat we tegenwoordig een typische projectontwikkelaar zou
den noemen. Hij kocht land aan van de landeigenaren, verdeelde dat
in kleine kavels en bouwde daarop, al of niet in opdracht, een woon
huis, dat hij dan verkocht.
Een andere naam, die men in verband met de bebouwing van voor
al het eerste deel van de Dorpsstraat regelmatig tegenkomt, is die van
Jan Koopman, vanaf 1901 eigenaar van De Rustende Jager, die zich
ontpopte als een huizenspeculant, door grond en panden voor korte
tijd aan te kopen, om ze vervolgens met winst door te verkopen aan
de latere bewoners.
Bij de navolgende bespreking van de huizen beginnen we aan de noord
zijde (oneven kant) van de Dorpsstraat. Een luchtfoto uit 1923 toont
aan dat de meeste huizen die we thans aan deze kant van de Dorpsstraat
aantreffen, er reeds stonden, met achter de huizen grote tuinen, waar
onder de tuin die later naar kapitein Rommel werd vernoemd.
Luchtfoto uit 1923 met zicht op de achterzijde van een aantal hui
zen aan de noordkant even kant) van de Dorpsstraat. Geheel rechts,
door de bomen vrijwel aan het zicht onttrokken, nr. 2, Funadama.
Na een nog onbebouwd stuk land, vervolgens van rechts naar links
de nummers 12,14/16,18, 20, 22 (op het achterterrein een garage
bedrijf), 24, 26 (op het achterterrein een nog bestaand prominent
pand, aanvankelijk werkplaats van de bouwfirma Kabel), 28,30,32,
36 en 40. Nr. 34 was nog niet gebouwd. Nr. 38, een PEN-huisje, is
niet zichtbaar. Wel op het achterterrein tussen de nrs. 36 en 40 een
grote schuur, behorend bij 36.
38