maar dat heb ik maar vier jaar gedaan. Ik ging werken op de boerderij van vader en in die tijd hadden we zestien melk koeien in de boerderij en zo 'n tien koeien in de stal achter, met wat jong vee en twee paarden. Vee! werk dus. Het land lag hierachter aan de Willem de Zwijgerlaan, zo'n drie hectare, ook een stuk met graan en aardappelen. Hiervoor aan de weg en ook aan de Uitgeesterweg hadden we een stuk weiland. Dat heette 'het Lange Veld' en op de hoek van de Uitgeesterweg en Molendijk een weiland dat 'het Pompstukje werd genoemd. Van dat stuk heb ik later 3 percelen verkocht voor de jongens. Ja, vroeger kon je over het land zo naar Uitgeest en bij helder weer naar het Alkmaardermeer kijken, zo open was dat hier. Als oudste van het gezin 'mocht ik onder diensttoen ik 20 jaar Pieter Kuijs voor het orgel. was. De dienstplichttijd was in die tijd vijf en een halve maand. Maar je kon 4 maanden dienst vervangen door je in te laten schrijven bij de Vrijwillige Landstorm gedurende jaar. Dan moest je wel twee keer per week dienst doen in dat jaar: op maandagavond van 7 tot 9 uur in de zaal van café De Vriendschap, waar we theorieles kregen en zelfs schietoefe ningen deden met losse flodders en op zaterdagmiddag van 2 tot 5 gingen we oefenen in de duinen. We waren met een man of 12 uit Castricum en sergeant Rozendaal uit Warmenhuizen had de leiding. Na enige tijd moesten we in Bergen op de schietbaan examen doen, waar we onze geoefendheid moesten laten zien door over sloten te springen, in touwen en palen te klimmen en te schie ten met geweer. Ja, ik kon heel best schieten, was dan ook scherpschutter en de luitenant die het examen afnam, durfde met mij een wed strijdje om een doos sigaren over 100 meter, 3 schiethoudin- gen en 15 patronen toch niet aan Eind augustus 1939 kwam de mobilisatie over ons heen. We moesten ons melden op het station Castricum en gingen met de trein naar Den Helder, wat een gedoe en drukte was dat. Daar werd een lange volle trein gevormd met twee stoomlo comotieven ervoor, gingen weer terug naar Alkmaar en via Amsterdam kwamen we in Amersfoort aan. Daar werden we ingedeeld bij het 21e Regiment Infanterie. Vanuit Amersfoort gingen we lopend richting Scherpenzeel en werden gehuisvest in een boerderij in Woudenberg, een grote boerderij met 40 koeien en zeker 2000 kippen. We waren een voorpost vóór de Hollandse Waterlinie geworden. Al heel vroeg in de morgen op 10 mei 1940 kwamen de Duitse vliegtuigen over, waar we met geweren op geschoten hebben. Kort daarna werden wij aan gevallen: wat een toestanden, 4 dagen en nachten niet gesla pen, terug, terug, vreselijk. Uiteindelijk kwamen we veilig en wel in Utrecht aan op de avond dat Nederland capituleerde. Thuis pakte ik in de loop van '40 de draad weer op in de boer derij en ook ging ik weer spelen op het orgel. Op een zondag, ik was 21 jaar, speelde ik in de kerk van Rinnegom, waar Dorus Swart normaal orgel speelde, toen Cor Burgmeijer op het orgelbankje naast me kwam zitten. Hij vroeg of ik al in de kerk had gekeken door het spiegeltje. "Nou ja, amper"Heb je dat mooie vrouwtje vooraan niet zien zitten, da's een rijke boerendochter, die is vrij. "Man, ik zit toch or gel te spelen, daar ik heb geen tijd voor Jan Kuijs en Nel Veldt bij hun 50-jarig huwelijk in 1996. Ja, die oorlogstijd herinner ik me nog goedje had soms span nende momenten. Wij kregen opdracht om aan de Wehrmacht paarden en wagens te leveren. Wij hadden toen net de eerste platte wagen op luchtbanden in hel dorp, gemaakt van een oude Bedford door Hoebe, de smid in Bakkum. Dat was zon de. Die wagen is ver achter de hooiberg in 't land gezet en twee nog jonge paarden heb ik in de eendenkooi bij Jacob Roele (Albertshoeve) neergezet. Met het kreupele paard en een driewieler ben ik toen naar Kijk Uit gegaan en vandaar naar het kampeerterrein aan de Zeeweg. Bij inspectie bleek: nee dat paard en die wagen, die kar, die hoefden ze niet, dat tuig van het paard, dat konden ze wel gebruiken. Op 3 oktober 1946 ben ik getrouwd met Camelia (Nel) Veldt, die in Castricum is geboren op 2 mei 1920, een dochter van Gerrit Veldt en Geertje Beentjes. Nel kende ik wel, maar op de jaarlijkse kermis in ons dorp heb ik haar beter leren ken- 10

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Jaarboek Oud Castricum | 2003 | | pagina 10