Boswachter Kees Zonneveld vindt in 1998 archeologisch materiaal op de 'Wei van Brasser' toevallig, door een miraculeuze vondst, kunnen achterha len of er in de vijfde of zesde eeuw in de duinen is gewoond. Misschien levert de (nog niet afgeronde) analyse van de bodemmonsters nog wat informatie op. Wat we in elk ge val wel voorzichtig kunnen zeggen is het volgende: Vanaf het ontstaan van de duinen is de mens vrijwel continu (zij het met variërende intensiteit) in het landschap aanwezig geweest; misschien met uitzondering van de periode van 400 tot 600 na Christus. De vondsten Bij elk pompstation dat werd gesloopt, is zand met een kraan weggehaald tot de ongestoorde bodem weer zicht baar werd. Vervolgens zijn de wanden van het gat netjes recht afgestoken, zodat een fraaie doorsnede van de bodem zichtbaar werd. De bodemlagen zijn vervolgens nauwgezet bekeken, er zijn vondsten verzameld en er zijn monsters genomen voor nadere ana lyse. Alle bodemlagen, verkleuringen en structuren zijn onderzocht: opgemeten, gefotografeerd en getekend. Aan de structuren in de bo dem is veel te zien over de geschiedenis. Er is te zien wat voor plan tengroei er in het verleden op die bewuste plaats is geweest, hoe nat of droog het was. maar ook of er mensen zijn geweest die de grond bewerkt hebben. Uit de aanwezigheid van donkere lagen kan wor den afgeleid dat er natte periodes zijn geweest, waarin planten in een nat milieu hebben gegroeid. De mens vestigde zich meestal niet in de natste gebieden, maar meestal ook niet ver van water af. Daar waar plantenresten (humus) in de bodem zitten, waren de condities voor landbouw meestal relatief goed. Daar waar de humus lange tijd op een gelijkmatige manier door de zandbodem werd gemengd, bij voorbeeld bij ploegen of spitten van een akker, ontstaat een goed her kenbare. meestal lichtgrijze band in de bodem. Bij het afschrapen van de ongestoorde bodem worden soms ook voorwerpen uit de be treffende periodes gevonden. Meestal gaat het om aardewerk (scher ven), maar soms ook om botmateriaal of primitieve gebruiksvoor werpen. De scherven geven vrij nauwkeurige informatie over de ou derdom van de laag en ook de cultuur van de bewoners van de regio. Bij het onderzoek naar de pompstations zijn op bijna alle onderzochte locaties sporen van grondbewerking gevonden, en op de meeste plaat sen ook aardewerk. Dit aardewerk gaf direct een beeld van de bo- demopbouw en ouderdom van de diverse waarneembare lagen. De verzamelde bodemmonsters worden in het laboratorium onderzocht op twee zaken. Ten eerste kunnen bepaalde monsters gedateerd wor den. er kan dus worden bepaald hoe oud ze zijn. Daarnaast kan met behulp van bodemmonsters worden bekeken welke planten er in be paalde periodes groeiden. Hieraan kan men onder andere zien of een gebied toentertijd nat of droog was, of er zout of zoet water was en of er cultuurgewassen (bijvoorbeeld granen) in de omgeving ver bouwd werden. Arent Arem is grotendeels een mysterie. Het heeft bestaan, maar niemand weet hoe groot het was, wanneer het ontstond, waar het precies lag en hoe en wanneer het ten onder is gegaan. Vermoedelijk is het be dolven onder duinzand. Plaatsnaamdeskundige Rob Rentenaar schrijft erover: "(Arem) wordt verschillende keren in de bronnen genoemd. Zowel de graaf als particulieren schonken er grond aan het klooster van Egmond. In de manier waarop aan de abdij geschonken goederen gelokaliseerd worden, onderscheidt Arem zich niet van andere ne derzettingen in dit gebied. Ook wat naam betreft steekt Arem niet te gen zijn omgeving af.(...) Waarschijnlijk hebben we met een 'heem '- naam, samengesteld met 'haru' ('zandige heuvelrug'te doen." Rentenaar vervolgt verderop in het artikel: "We hebben nu gezien dat Arem zich zowel qua structuur als qua naam in de vroege Middeleeuwen niet wezenlijk van zijn omgeving onderscheidde. Is het dan niet het waarschijnlijkst dat het ook an derszins als nederzetting het meest op de omringende plaatsen leek De verschillen ontstonden pas later, in de loop van de elfde of twaalf de eeuw. Waarschijnlijk lag de woonkern Arem ten zuiden van het oorspronkelijke Egmond (ongeveer rond de huidige Adelbertusput], ten zuidwesten van Hallem, dat later Egmond [dit is Egmond-Binnen] zou heten, en ten noordwesten van Bakkum. Door de overstuivingen, die eerder ter sprake gekomen zijn, begon deze nederzetting aange tast te raken. De bouwlanden werden langzamerhand opgegeven en de bevolking vestigde zich in oostelijker gelegen plaatsen. Dit pro ces heeft nog tot na de twaalfde eeuw voortgeduurd. Terwijl Rinnegom, Egmond en Bakkum zich ontwikkelden, ging Arem steeds meer ach teruit." De plaats die door Rentenaar wordt genoemd, valt opmerkelijk pre cies samen met de locatie van secundair E en de nabijgelegen 'Wei van Brasser', waar niet lang geleden ook grote hoeveelheden aarde- werkscherven zijn gevonden. Tijdens het natuurontwikkelingspro ject 'de Wei van Brasser' is door het PWN (Waterleidingbedrijf Noord-Holland) namelijk de toplaag van een oude akker in de dui nen verwijderd, waarna een natuurlijk-ogend reliëf in het duinzand is gegraven. Onder meer twee poelen voor amfibieën zijn gegraven. Ruim een jaar na de uitvoering van dit werk werden aardewerk- scherven gevonden. De scherven zijn aan de oppervlakte verzameld, hetgeen betekent dat niet onomstotelijk vaststaat dat de scherven af komstig zijn van de vindplaats. Toch zijn er goede redenen om aan te nemen dat dit wel het geval is. Een ter plaatse uitgevoerd booron- derzoek leverde een forse (vermoedelijke) cultuurlaag op, ca. 1.70 meter boven NAP. Dit strookte perfect met de cultuurlaag en scher ven die bij de sloop van secundair E is gevonden. Als deze twee cul tuurlagen aan elkaar vast zitten, hebben we met een forse 7e eeuw- se nederzetting te maken, want deze plekken liggen bijna 300 meter uit elkaar. Maar is dit nu Arem? Waarschijnlijk is dat te kort door de bocht. We moeten ons realiseren dat er tussen de vroege achtste eeuw (de jongste scherven die werden gevonden waren zo oud) en de eer ste schriftelijke vermelding van Arem zo'n 300 jaar gaapt. Is het ma teriaal van de 'Wei van Brasser' en secundair E dus toch geen schim van Arem, maar heeft er verder oostelijk een buurtschap gelegen dat deze naam droeg? Of is het gevonden materiaal een schim van een oudere fase van Arem, dat door het zand steeds verder naar het oos ten werd seduwd?

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Jaarboek Oud Castricum | 2002 | | pagina 5