vierde plaats is de geestelijke van Bakkum verplicht om zo vaak als de pastoor hem dat verzoekt, maar hoogstens tien maal per jaar, de mis op te dragen in de kerk van Egmond. In de vijfde plaats zijn ge noemde huurlieden verplicht om offerweken aan te wijzen, waarbij de offerandes aan de kapel aangeboden, in de vorm van waardevol le voorwerpen of in natura, zoals bijvoorbeeld vee, voorde helft aan gewend dienen te worden ter dekking van de stichtingskosten en het onderhoud van genoemd altaar en kapel en voor de andere helft toe vallen aan de pastoor om te voorzien in de uitgaven die hij redelij kerwijs moet doen ten behoeve van de kapel. Dit onder voorbehoud van zijn rechten op de gaven die ter gelegenheid van de mis op het altaar gelegd worden, welke gaven de pastoor voor zichzelf mag hou den. Voorts schrijft de overeenkomst voordat alle jaren een 'kermis- mis' moet worden opgedragen: een mis ter gelegenheid van de ker mis. Het woord 'kermis' komt van 'kerkmis'. Met andere woorden een mis ter gelegenheid van de inzegening van de kerk. De 'Kerkmis' moest in Bakkum worden opgedragen op de eerste zondag na de naamdag van de heilige Cornelius, de schutspatroon van de kapel. Als naamdag van St.-Cornelius geldt soms 14, soms 16 september: hier werd - naar zal blijken - de 14e aangehouden. Vervolgens be paalt de betreffende overeenkomst dat een koster als bewaker van de kapel benoemd dient te worden door de pastoor van Egmond en de schout van Bakkum samen. Desgewenst kunnen zij er zelfs twee be noemen. Deze koster(s) is (zijn) verantwoordelijk en rekenplichtig aan de pastoor, de schout en de huurliedenHet contract regelt tevens de plaatsing van een offerblok in de kapel om de aalmoezen van de 'goede luyden' in te ontvangen. De pastoor en de koster(s) moeten elk een sleutel van het blok hebben om - desgewenst samen - het geld eruit te kunnen halen. Het handvest legt een boete van vijftig kronen op aan diegene die de overeenkomst niet naleeft. Dit geld valt voor de helft toe aan de kerk van Egmond en voor de andere helft aan de partij die de overeenkomst wel gerespecteerd heeft; een en ander los van de rechten van de Moederkerk. Het handvest eindigt in de vorm van een oorkonde die opgesteld en van een zegel voorzien is door Johan Odziersz., pastoor en Zoyer Gerijtsz., schout, tevens uit naam van de huurlieden. Het document is in tweevoud opgemaakt. Een exemplaar werd in handen gesteld van de huurlieden, het tweede be hield de pastoor zelf. Een wijdingsoorkonde uit 1439 Het tweede document, evenals de hiervoor genoemde overeenkomst gedateerd 9 maart 1439, betreft een wijdingsoorkonde door bisschop Martinus, Vicaris-generaal van de Utrechtse elect (niet gewijde bis schop) Walraven van Meurs. Deze wijdingsakte is geen contract, maar een eenzijdig juridische akte. De oorkonde vangt (vertaald uit het Latijn) als volgt aan: Wij Martinus, bisschop van Majo, bij de gratie van God en de Apostolische Stoel voor het leven benoemd, met betrekking tot deze en andere hogepriesterlijke zaken, tot Vicaris-generaal van de va der en de heer in Christus, de Heer Walraven van Meurs, Elect van Utrecht, maken algemeen bekend dat wij in het 1439ste jaar des Heren, in de maand maart, op de negende dag daarvan, hebben in gewijd, geholpen door de genade der zevenvoudige gaven des Heiligen Geestes, een altaar in de kapel gelegen binnen de grenzen van de pa rochie van Egmond, kort geleden gebouwd ter ere van de heiligen Cornelius de martelaar. Jacobus de apostel, Jeronimus de belijder en Katharina de maagd, te hunner ere volgens afspraak met de rec tor van de genoemde parochiale kerk hebben ingewijd, geholpen door de genade van de zevenvoudige gaven des Heiligen Geestes. Van welks altaar de wijding, naar wij in tegenwoordigheid der omstan ders hebben vastgesteld, ieder jaar op de eerste zondag na het feest van de gelukzalige Cornelius, in naam van God zal worden gevierd. In dit zelfde inwijdingsdocument kent bovengenoemde bisschop, in naam van God en de paus, vervolgens geheel volgens de traditie een aflaat van veertig dagen toe aan bezoekers en weldoeners, waaron der degenen die mochten hebben geholpen bij de bouw van de kapel door fysieke arbeid of die op andere wijze met grote inzet mede werking hadden verleend, ongeacht hoe vaak, voor welk bedrag en waar. Eva's Hof aan de Achterlaan. Voor de bouw van deze rentenierswo ning in 1874 werden oude stenen gebruikt van de Cunerakapel. II

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Jaarboek Oud Castricum | 2002 | | pagina 11