Aryz/ A cAA
De burgemeester werd strandvonder
In het jaar 1852 werden bij besluit van koning Willem III nieuwe be
palingen op de Strandvonderij wettelijk van kracht, waarbij de bur
gemeester verantwoordelijk werd voor het beheer van de strandvon
derij en hij de officiële functie van strandvonder kreeg. Dit konink
lijk besluit met daarin opgenomen 21 artikelen maakte deel uit van
het Wetboek van Koophandel. Daarin werd o.a. gesteld dat de bur
gemeester: "wanneer zoodanige schepen en goederen aan wal wor
den gebragt in tegenwoordigheid van den schipper, bevelhebber ei
genaar der lading of geconsigneerde, zich, zoodra mogelijk, als hoofd
van het gemeentebestuur kennen en verleent hij, zoo dit wordt be
geerd, de noodige hulp en redding".
en verder: "Hij houdt het oog, of doet het oog houden op de stran
den onder zijne gemeente. Hij zorgt dat hetgeen krachtens het Wetboek
van Koophandel onder zijn beheer behoort, daaraan niet worde ont
trokken. Hij waakt tegen ontvreemding of verduistering der onder
zijn beheer zijnde goederen"
Gedeputeerde Staten van de provincie spelen een belangrijke rol bij
de strandvonderijZij machtigen de burgemeester om gestrande goe
deren te mogen verkopen als de rechtmatige eigenaar onbekend blijft.
De burgemeester doet vervolgens ten overstaan van GS rekening en
verantwoording over het financiële beheer.
Stranding op 27 aug. 1853: het Nederlands pleitschip 'de
Onderneming', kapitein J.D. Laansbach, met steenkolen van
Sunderland naar Vlissingen. Met dik weer gestrand, geen reddings
boten aanwezig. 4 man aan boord, waarvan 2 omgekomen. Het be
heer is door de kapitein overgegeven aan G. de Groot te Egmond.
Stranding op 28 nov. 1856: het Nederlands Tjalkschip 'het Toeval',
kapitein D.W. Graathuis, met 35 last haver, 2 last bonen van Harlingen
naar Yarmouth. Bemanning van 4 man gered door de Egmonder red
dingsboot, het schip verbrijzeld, lading weg. Onder beheer gebleven
van de kapitein.
Een drenkeldode aangespoeld op 31 mei 1860: zijnde een mansper
soon, oud 25 a 30 jaar, lang 1 el, 6 palm, hebbende lang krullend
bruin haar, rosse baard onder de kin door, met blauw gestreept over
hemd, wit flanellen hemd en onderbroek, en grijze kousen met wit
te tonen, alles ongemerkt. Is op het kerkhof van Wijk aan Zee be
graven.
Stranding op 17 sept. 1860: een Nederlands driemast barkschip
'Wilhelmina Frederica', kapitein F. Beekhuis, van Suriname naar
Amsterdam met suiker, rum en katoen. Bemanning 10 man en 4 pas
sagiers door ingezetenen van Castricum en Wijk aan Zee met le
vensgevaar gered. Schip en lading onder beheer gebleven van de ka
pitein.
Vanaf dat jaar werd op de gemeente een officieel door de provincie
verstrekt register bijgehouden, waarvan de titel luidde:
"Register ter inschrijving van gestrande, aangespoelde, gevischte en
geborgene goederen aan het strand der gemeente Castricum en
Baccum bevattende 22 bladen en 42 bladzijden ter uitvoering van
het KB van 23-8-1852 staatsblad no 141 op het beheer der
Strandvonderij"
In de periode van 1852 tot eind 1860 worden er vier scheepsstran-
dingen en het aanspoelen van een drenkeldode (zoals toen een ver
dronken iemand werd genoemd) in het register vermeld; registraties
van aangespoeld hout of andere goederen zijn er in deze periode niet.
Om een beeld te geven van wat er in die tijd zoal op de kust liep, volgt
hier een volledige weergave van deze strandingen, zoals die in het
register werden vastgelegd:
Stranding op 8 okt. 1852: het Zweeds schoenerschip 'Frech Christine'
kapitein H.C. Koek, met 62 lasten tarwe van Strahlsund naar Poole.
Bemanning gered door Egmonder loodsen, met de reddingsboot van
Wijk aan Zee. Het schip verbrijzeld en lading weg. Onder beheer ge
bleven van de gezagvoerder.
Een Castricumse strandrover
Van de laatstgenoemde stranding zijn we veel meer aan de weet ge
komen, doordat een dorpsgenoot zich had schuldig gemaakt aan zeer
ernstige strandroof. Zo schrijft de Heldersche en Nieuwedieper Courant
nr. 77 op zondag 23 september 1860 dat op 17 september 1860 een
Castricumse schelpen visser was gearresteerd. Hij zou zich op die
zelfde dag schuldig hebben gemaakt aan het zich meester maken van
enige gestrande goederen van de bemanning van het barkschip
Wilhelmina Frederica en voorts heeft hij de in levensgevaar verke
rende bemanning aan hun lot overgelaten. De krant schrijft: "Deze
onmensch beantwoordde het noodgeschrei der schepelingen en hun
ne bede om Itulp, met hen te berooven van datgenen, wat ze gemeend
hadden met de boot te redden, die, ongelukkig reeds met goederen
De eerste melding in het register van 1852: de stranding van de
Zweedse schoener Frech. Christine.
Volg-
Datum
der
stranding
of
van het
aanbrengen.
Datum
en N°.
der kennisge
vingen
aan den
Commissaris
des Konings,
aan de
Consuls
en aan de
Directie
der
Marine.
Omschrijving van gestrande Schepeu
en losse Voorwerpen.
A, SCHEPEN: Naam, Soort, Natie, Gezag
voerder Lading enz.
B. LOSSE VOORWERPEN: Getal, Soort,
Merken, enz.
Vermelding
of de
voorwerpen
zijn
of uit
/S-S2
Gereclameerd
door
Afgifte in Watura.
Datum
en N«>. der
aanvraag
om
magtiging.
Datum
en No. der
magtiging
van
Gedeputeerde
Staten.
Datum
der
afgifte.
/ZSZ
f/Zc/éoKyQ
6