De strandvonderij in Castricum te zien gaan. rnwd op snel- latgebouwen, werkzaamhe- it Beverwijk. toenmalige ir en die win- lagen was het melding van maar het was werd niet ge- pers heel ge rand woedde -s, een kraan verden keten mijbranders. 1 waren afge- I hout en iso- it er brak op- den alle rui- resultaat dat on schip ver- ■11 brandstof- e Wan Chun Castricumse imgesmolten ier) nog zo'n twee jaar na strand ver- sel, zo'n acht Chun; soms oor verkoop Inleiding Al in de Middeleeuwen behoorde het strandrecht toe aan de lands heer. vervolgens zijn deze 'heerlijke rechten' overgegaan op de am bachtsheren van de heerlijkheden. Dit recht hield in dat de am bachtsheer alles wat op het strand werd geworpen als eigendom mocht behouden. In de praktijk werden de goederen die op strand werden gevonden, niet aangegeven bij de ambachtsheer, die veelal in Amsterdam woonde en zich niet met de dagelijkse gebeurtenissen in zijn ambachtsheerlijkheid bemoeide. Een aangespoelde scheepsla ding kon een aanzienlijke waarde vertegenwoordigen en vormde dan een verbetering van het toch vaak zeer armoedige bestaan van de kustbewoners. De gestrande schepen werden geplunderd. Enkele kustbewoners gingen in barbaarse tijden zelfs zo ver dat zij schepen door valse lichtsignalen op de kust lieten stuklopen. Zij deden dan pogingen niemand levend aan wal te laten komen om de lading dan volledig als hun eigendom te kunnen beschouwen. Al vanaf de 15e eeuw werden door de toenmalige overheden regels en wetten opge steld om deze misdadige praktijken te beperken en om aan de recht matige eigenaren hun goederen terug te geven. Dit artikel gaat in op deze voorgeschiedenis, vermeldt een aantal bij zondere gebeurtenissen en strandingen aan de kust en beschrijft de strandvonderij in Castricum. zoals die vanaf 1852 hier werd uitge oefend. Honderden schipbreukelingen Naarmate ons land in de Gouden Eeuw een steeds belangrijker han dels- en zeevaartnatie werd met vele overzeese gebiedsdelen, nam de scheepvaart met sprongen toe en daardoor ook het aantal scheeps rampen. Dit betekende een sterke toename van het aantal strandingen op de kust, verbrijzelde schepen en aangespoelde ladingen of drenke lingen. In de zestiende en zeventiende eeuw zijn aan de Noord-Hollandse kust vele honderden schepen vergaan of op volle zee of bij stormen van hun ankers geslagen. Zo vergingen op kerstavond van 1593 op de rede van Texel 44 schepen, waarbij 1050 mensen zijn verdronken. Eveneens zijn in 1638 nabij Texel 35 schepen vergaan. Op 16 december 1662 bleven op de rede van Den Helder van de 155 schepen er slechts 35 op hun anker liggen. Dit zijn slechts enkele voorbeelden van de vele scheepsstrandingen die in vroeger eeuwen hebben plaatsgevonden. Dat bij scheepsrampen talrijke mensen het leven verloren, aanvaardde men vroeger als iets wat niet was te vermijden. Reddingsmiddelen waren er niet langs de kust. In de 19e eeuw kreeg de kustbevolking de beschikking over reddingboten, waarvan de vrijwillige beman ningen vaak met gevaar voor eigen leven hulp boden aan in nood ver kerende schepen en mensen op zee. Dorus Rijkers uit Den Helder was een van die vele vrijwilligers. Aan zijn buitengewoon heldhaf tig optreden gedurende een periode van bijna veertig jaar hebben meer dan vijfhonderd mensen hun leven te danken en is zijn naam een legende geworden. Strandroof van gestrande goederen kwam op grote schaal voor (foto beschikbaar gesteld door de Koninklijke Nederlandse Redding Maatschappij). 3

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Jaarboek Oud Castricum | 2001 | | pagina 5