gevolg van kustdrift door de getijdenstromen. Ondertussen groeide
ook de kust verder naar het westen aan en ontstond er een nieuwe
strandwallenkust op de lijn Beverwijk-Heemskerk en Limnien-
Alkmaar. Tussen de eerste en tweede reeks strandwailen ontstond
een strandvlakte. Achter de strandwailen kon door de stagnerende
afwatering in brak of zoet water laagveen ontstaan (als gevolg van
opeenhoping van afgestorven planten in een nat milieu). Zo ont
stonden op de voormalige wadden uitgestrekte veengebieden.
In de daaropvolgende 1000 jaar nam de invloed van de zee nog ver
der af en groeide de kust nog meer naar het westen aan. Rond 300 v.
Chr. was de monding van het Uitgeester zeegat nog noordelijker, tot
voorbij Egmond. komen te liggen. In het mondingsgebied was een stel
sel van stroomgeulen en zandplaten ontstaan. Dit zeegat was een bin-
nendelta geworden en de Vecht had zich verbreed tot een open water
met enkele veeneilanden. vanaf nu het Oer-IJ genoemd. Rond 100 v.
Chr. was het binnendeltagebied verland. Slechts enkele geulen voer
den nog water naar zee. Er vond geen westwaartse kustaangroei meer
plaats en de basis voor het IJ en het Wijkermeer was gevormd.
Kusterosie in het noorden, kustaangroei in het zuiden
Na een periode van betrekkelijke rust, zo vanaf het begin van onze
jaartelling tot ongeveer het jaar 1000. kwam een proces van kuste
rosie op gang die vooral de Noordkop zou treffen. Het Zijper zeegat,
tussen Callantsoog en Petten, ontstond in de 9C en 10c eeuw. Het
Heersdiep en het Marsdiep ontstonden in de 12° eeuw. Twee nieuwe
waddeneilanden werden gevormd, met daarop de twee geïsoleerd ge
raakte dorpen 't Ooge (Callantsoog) en Huisduinen. Ook Wieringen
is waarschijnlijk in deze periode van Texel losgeraakt, waarmee het
duizenden jaren verbonden was geweest. In het midden van de 14c
eeuw was het Zijper zeegat door verzanding dicht geraakt. Het
Heersdiep had toen zijn grootste omvang bereikt, maar verzandde
daarna. In de eerste helft van de 16° eeuw was het slechts nog een
strandzwin. Het Marsdiep bleef lange tijd ondiep, maar ontwikkel
de zich tot één van de grootste zeegaten van Nederland. Tot op de
dag van vandaag zet het proces van kusterosie zich nog voort, voor
al in de kop van Noord-Holland.
Niet alleen dijken lopen bij storm gevaar, ook de duinen vormen geen
onwrikbare bescherming en kunnen met afslag bedreigd worden. Ter
hoogte van de Hondsbossche Zeewering lag de kustlijn in het begin
van de 14e eeuw ruim drie kilometer westelijker dan nu en bij Den
Helder zelfs 6 kilometer. Achtereen smalle duinenrij lagen de Pettemer
gehuchten: Petten aan de Zijpe. Petten aan het Hondsbosch en Petten
in Nolmerban. Ze stonden voortdurend aan bedreiging bloot. Petten
aan de Zijpe was al voor 1377 opgegeven .Op 18-19 november 1421
raasde de St.-Elizabethsvloed over kust en land en werd Petten aan
het Hondsbosch weggevaagd en waarschijnlijk is Petten in Nolmerban
in 1452 verdwenen. Jaarlijks verdween drieëneenhalf tot vijf meter
duin in zee. In de jaren zestig van de 15e eeuw was de duinenrij be
noorden Camperduin plaatselijk niet meer dan dertig meter breed.
Tijdens de Allerheiligenvloed op 1 november 1570 verloor Egmond
aan Zee 50 huizen. In de Kerststorm van 24 en 25 december 1717
liep de kerktoren van Egmond aan Zee groot gevaar door de zee ver
zwolgen te worden. De huizen aan de westzijde ervan werden toen
weggespoeld, alsook een stuk van de ringmuur van het kerkhof.
Op 27 november 1741 verdwenen de kerk met toren en nog eens 36
huizen in zee. Oude foto's getuigen van de schade die de stormvloed
van 5 januari 1906 heeft aangericht. Ook nu nog zijn de Egmonders
bij zwaar weer bevreesd voor kustafslag. Bij Castricum zijn de dui
nen breed en is de kustlijn in de loop der eeuwen nagenoeg op de
zelfde plaats gebleven. Bovendien ligt Castricum meer landinwaarts
dan Egmond aan Zee. De Castricummers hebben de zee dus minder
te vrezen.
Sinds 1850 wordt de kustuitbouw en kustafslag jaarlijks opgemeten
door Rijkswaterstaat. Ten noorden van Egmond overheerst dus nog
steeds afslag terwijl ten zuiden van Egmond kustaangroei overheerst.
De maximale afslag treedt op bij de Hondsbossche Zeewering. Uit
historische bronnen is de erosie van de kustlijn van de Kop van Noord-
Holland goed bekend en daarmee is de geschiedenis van de
Hondsbossche Zeewering nauw verbonden. De eerste dijk uit 1506
lag ongeveer I a 2 km verder in zee dan nu. In de strijd met de zee
werd de dijk geleidelijk aan steeds verder oostwaarts verlegd, voor
het laatst in 1792. Tot op heden kan die positie gehandhaafd worden,
maar voor hoelang nog. Door de aanhoudende kusterosie aan beide
Noord-Holland om
streeks 600 n. Chr. Na
een periode van betrek
kelijke rust kwam een
proces van kusterosie op
gang die vooral de
Noordkop zou treffen.
(Zagwijn 1986) (figuur
links).
W.iicr
r^v
Dui"
Klei
888$ Veen
Rond 1100 n. Chr. is er
van de vooruitgeschoven
en forse kustboog van
Noordelijk Noord-
Holland weinig meer
overgebleven. Tot op de
dag van vandaag zet de
kusterosie zich nog voort.
Zagwijn 1986)
figuur rechts).
47