de geu- zand er- Die man in z'n deftige pak in een vliegende storm; die zou zich nog wel bedenken. warmte van de motor was het water weer verdampt. Het natte pak was dus eigenlijk voor niets geweest. Maar nee. toen hij bij het gemeentehuis aankwam, gingen de schuif deuren open en de burgemeester sprong in de landrover. Het haar in de krul, een mooi pak aan en hij had nog zo'n mooie loden jas aan ook. Op het duin kreeg hij al een goede indruk. Het stortregende en de landrover schudde alle kanten op in de wind. Hij wilde wel over het strand. Thijs waarschuwde alvast: "Als de wind een beetje ruimt, dan hebben we de garnalen in de tank zitten, want de zee staat me teen tegen de duinen aan." Maar hij wist de plekjes wel waar ze de duinen op konden, dus veel zorgen maakte hij zich niet. Eenmaal bij Wijk aan Zee gekomen was de keus of ze terug moes ten of door naar de pieren. De burgemeester wilde het spektakel bij de pieren ook wel zien. Nauwelijks een kilometer verder viel de wind weg; lucht en water, het was allemaal dezelfde kleur. Ondertussen bleef het hozen. Ineens kwam er een enorme windstoot met een muur van water op hen af. Thijs bleef stug doorrijden, maar door al het wa ter stopte de motor ermee. De burgemeester keek hem eens aan en vroeg "En nu?" "Nou, het is gebeurdThijs ging voor de goede orde nog even onder de motorkap kijken. Zodra hij uit de auto stapte, was hij al doordrenkt en aan het lichten van de motorkap waagde hij zich maar niet meer. Met de burgemeester achter het stuur probeerde hij de auto nog rond te duwen, maar die was daar te zwaar voor. Uiteindelijk stapte de burgemeester ook maar uit. Thijs wist wel een adresje in Wijk aan Zee, Damiaans, eigenlijk zijn baas in die dagen en ook lid van de reddingsmaatschappij. Maar ze moesten een kilo meter lopen. In die tijd kreeg de loden jas de kleur van het zand, het pak verloor elke vorm en de haren zaten geplakt langs het hoofd. Op een bepaald moment zei de burgemeester dat hij het water op z'n rug voelde. Thijs had een vliegeniersjack en wilde zich niet laten ken nen. dus hij zei dat hij geen problemen had. Maar in z'n laarzen be gon het ook al aardig te soppen. Bij Damiaans aangekomen introduceerde Thijs de burgemeester en mevrouw nodigde hen binnen. Daar had de burgemeester wat moei te mee, want hij zag er niet uit. Mevrouw Damiaans stelde hem ge rust; zij waren echt wel wat gewend. In het gangetje werd de burge meester van zijn jas bevrijdDie zakte als een vormeloze hoop op de grond in elkaar; één grote plas water. Ook het neerstrijken in een stoel gaf de burgemeester wat gewetensnood. Thijs had wat kranten ge pakt en over de stoelen gespreid. Het nieuws stond later in z'n broek. Uiteindelijk ging de burgemeester dan toch ook zitten. De baas kwam erbij en liet werd nog een gezellig gesprek. Ze zaten schuins tegenover elkaar en op een gegeven moment zei de burge meester "Thijs, ik ga eerst maar eens om nieuwe schoenen." Het was net een waterorgel: uit alle gaatjes kwam water. Hij dacht dat z'n pak maar naar de stomerij moest. Thijs had het idee dat ze alle twee wel in hun geheel naar de stomerij konden. Maar hij was er vrij zeker van dat de burgemeester nooit meer met hem mee ging. "Ha, dat had je gedacht," was het antwoord. Op het eind dacht de burgemeester maar een taxi te bellen. "Nee," zei Thijs, "we bellen Alie." Dat werd gedaan. Ze was er niet verbaasd over dat Thijs weer rarigheid bij de hand had. Maar zij zou de bur gemeester op komen halen en voor die tijd zoon Frank waarschuwen om de halftruck te nemen met een paar stroppen om de landrover weg te trekken. Alie kwam aan bij Damiaans en bekeek de burgemeester: "God, wat ziet u eruit!" Thijs voelde al dat daar het laatste woord nog niet over gevallen was. Toen de burgemeester vertrokken was, was het in middels ook weer redelijk droog. Dus Thijs ging alvast in de richting van de auto. Ze kwamen ongeveer gelijk aan. Thijs probeerde toch nog even de motor te starten en, verdraaid, hij liep meteen. Door de Thijs met hond Rex in zijn 'Quad'. Het leek Thijs wijzer om zich de eerste paar dagen niet op het ge meentehuis te vertonen. Hij vertelde ook niemand over de taferelen die hij had meegemaakt. Per slot van rekening ging het niemand wat aan dat de burgemeester half verzopen was. Na een paar dagen dacht hij dat hij zich weer met goed fatsoen kon vertonen. Hij liep al gauw een ambtenaar tegen het lijf die al had begrepen dat "Als we met jou meegaan, dan moeten we zwemvesten meenemen." Dus Thijs begreep dat de burgemeester had gekletst. Toen hij aan klopte kon hij gelijk binnenkomen, gaan zitten en eens even vertel len hoe het er nu voorstond op het strand. Het was nog steeds sme rig weer: de burgemeester vond het ook vrij guur en vond dat ze wel een hassebassie konden gebruiken. Dat werden er nog een paar en Thijs kon weer naar huis, met achterlating van een burgemeester die weer een hoop wijzer was geworden Veel problemen voor weinig Af en toe zou je willen dat je het maar niet had gezien. Zowel Thijs als zijn zoon gingen met oudejaarsdag nog even naar het strand. Ze kwamen elkaar daar tegen en spraken af dat vader de noord inging en zoon dan naar het zuiden. Thijs was alweer gauw thuis; er was niks te vinden. Een uurtje later kwam zijn zoon met visvriend Siem Baltus van de Duinweg. Zoonlief stond voor het raam te zwaaien, dus Thijs ging naar buiten. Zijn zoon vroeg of er nog een lijkenzak was. Thijs vroeg waarom; had hij een vis of zo? Maar het was maar een rubber kano. Het was geen opblaaskano. wel opblaasbaar evengoed, maar met spanten en een zeiltje etc. Alie keek nog even. maar er zat alleen in een vakje een klein kijkertje dat door het zoute water was aangevre ten. Haar zoon had het maar meegenomen, want anders werd er op een gegeven moment toch melding van gemaakt en moest je er weer voor terug. 43

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Jaarboek Oud Castricum | 2001 | | pagina 43