n De badman kwam hem waarschuwen dat er een steur aan de kant lag. Thijs ging de zee in en kwam er achter dat het twee dolfijnen waren, gigantische beesten. Hij benaderde ze vanuit het westen en joeg ze op naar een plek waar het zwin doodloopt. De badman gooide hem een lijntje toe en zo wist hij de dolfijnen bij hun staart te strikken. Een ervan legde hij vast aan paal 44. De andere trok hij naar Castri- cum. Maar als dat beest twee klappen met zijn staart gaf, werd Thijs de zee in getrokken. Maar hij gaf zich gewonnen. Thijs had alleen maar gedacht 'Dat is handel'. Maar hij kreeg bij het Castricummer strand veel commentaar van de mensen. Ze waren het er niet mee eens en hij had er weinig meer over te vertellen. Ze rolden hem zo de zee weer in. De ander is wel weggehaald. Er was iemand van de provincie bij die er vanwege het skelet in geïnteresseerd was. Die be loofde hem in ruil een stook hout. Dat is hij nog steeds van hem te goed. Thijs was gewaarschuwd dat er giftige pillen aan konden spoelen. Dus hij naar het strand. Inderdaad vond hij die. Maar ook een S-mijn. Niet dat hij daarvan onder de indruk was. Er waren jaren bij dat hij wel anderhalve ton aan mijnen hqd. En dan telt hij niet eens de zee- mijnen mee, want dan zitje al gauw aan dat gewicht. Dus hij waar schuwde de politie dat hij de pillen had. "Waar?" "In de landrover." "En ik heb nog een S-mijnToen werd het even stil. "Ook in de landro ver?" "Ja. ook in de landrover." Hij had er al zoveel gezien dat hij er gemakkelijk mee was geworden. Al vlak na de oorlog. Een BS-er stond nog met zijn machinegeweer op wacht op het plein. Thijs had een mijn gevonden en nam hem mee op zijn fiets. Bij de wacht gekomen ging het van: "Pak 'ns aan." De BS-er stak een handje toe: "Wat is het?" Een landmijn." Van schrik liet de BS-er hem alsnog bijna vallen. Een S-mijn is heel geniepig. Degene die erop trapt, is z'n been kwijt. De mijn springt omhoog en ontploft, vol scherven, waardoor iemand die er een eind vanaf staat ook nog eens de volle laag krijgt. Klere dingen dus. maar hij nam ze toch mee en liet ze in de auto liggen. Als Thijs een praatje houdt voor schoolkinderen, waarschuwt hij ze om niet tegen mijnen aan te schoppen of er met een hamer en nijp tang op af te gaan. Als hij dat had gedaan, had hij er nu ook niet meer gestaan. Maar de verpakte mijn nam hij mee het restaurant in. Toen zijn vrouw het zag. zag die ook het teken van radio-activiteit. Dus Thijs naar bui ten om de politie weer op te roepen. "Wat heb je nu weer?" "Ik heb hier een pak." "Ja, en?" "Er staat radioactief op." "Ook in die land rover?" "Ja, en ik heb ook nog een TV, want aan de scherven kun nen de mensen zich bezeren. Maar daar zwemmen de garnalen al in, dus dat kan geen kwaad." Na een zware storm trof Thijs een enorme partij hout aan. Het duurde geen uur of ze kwamen van Petten om dat pak je met een geigerteller te inspecteren. Het was niet zo erg radio-actief. Maar ze pakten het wel op met een schop met een lange steel. En daarna deden ze nog een rondje langs de auto. Er was allemaal niks aan de hand. maar Thijs had het toch maar met zijn blote handen aangepakt. Een congeraal is een onvriendelijk uitziende vis. maar toen Thijs eens zo'n beest op het strand vond, greep hij hem even goed en gooide hem in de bak. Hij kwam gelijk weer te voorschijn met een grote bek vol lelijke tanden. Hij zou je arm eraf kunnen bijtenDus gauw een zak erover heenToen hij thuis kwam, vroeg Alie hem wat hij daar nou mee moest. Eerst eens even horen of zo'n beest beschermd is. Hij zou met het bureau bellen, maar net kwam de auto eraan. De agent keek eerst even naar de vangst en schrok zich dus wild: "Jezus!" "Nee, een congeraal." Het was een zondag, dus kostte het enige moeite om een deskundige te vinden die hen kon ver tellen dat hij niet beschermd was, maar wel eetbaar. Aan het beestje te zien had terugzetten weinig zin. Hij heeft hem toen maar schoonge maakt, in stukken gehakt en aan de beesten gevoerd. Zelf had hij er niet zo'n trek in. Houtpartijen: Er waren soms grote partijen bij van 80, 125 en van 275 m\ En één keer 10 m3 hardhout. Dat gaat in de regel terug naar de verzekering of naar de rederij. Ze moeten dan wel de kosten van berging en opslag betalen. Kleinere partijen lonen de moeite niet om dat er te veel zand en rommel tussen zit. Er wordt groot materieel in gezet om dat allemaal op te ruimen. Het is lopende band-werk en is in een mum van tijd gebeurd. De po litie wordt meestal ook gewaarschuwd voor afzettingen, want de men sen zijn dan in staat mekaar dood te maken voor een balkje. Veertien dagen later kan jij het voor niks meenemen als je erom vraagt. Maar op dat moment zijn ze redeloos. Op een keer spoelde er het kadaver van een potvis aan. Ze waren er eigenlijk maar ziek van. zo'n groot gevaarte. Al spoedig begon het spul zo vreselijk te stinken, dat er geen ramptoerist meer bij kwam. Degene die de eer te beurt viel om het opruintklusje te klaren, was te beklagen. Het was een van de weinige keren dat de respectievelijke strandvonders heel goed wisten waar de gemeentegrenzen lagen. De vondst van een paar zeehondjes. Kennissen dachten hem te waarschuwen: Kijk nou uit. want zo direct bijt hij je neus er nog af'. Hij kan nog altijd laten zien dat hij er nog op zit. Als je ze probeert te pakken zijn ze agressief. Met een goede afleidingsmanoeuvre krijg je ze wel te pakken. En na een uurtje zijn ze dan redelijk kalm en kun je ze gewoon onder je arm houden. Thijs heeft ook een flesje, slange tje en dergelijke om zo'n beestje een slokje te geven. Op 21 december 1991 trof hij weereen (Engelse) zeehond aan. Hij riep zijn vrouw er bij, want hij had nu een zeehond die hij nog nooit had gezien. Dit was een zwarte en de onze zijn grijs of wit. Thuis za ten ze hem nog eens een tijdje te bekijken; hij had ook een grotere kop. Er werd een afspraak gemaakt met Pieterburen. Zij brengen zo'n beestje dan tot Harlingen en daar wordt het door de mensen van Pieterburen opgepikt. Anders heb je een dag werk. want het is een eind weg. Hij had bij Thijs alvast een flesje gekregen. Een suiker- en zoutoplossing om uitdroging tegen te gaan. Het beestje was drie a vier weken oud en sterk vermagerd; het woog nog geen achttien kilo. Alie vond het leuk om het een naam te geven. Thijs had zich daar nooit zo druk om gemaakt, hij hoopte maar dat het beestje het ruime sop weer zou krijgen. Maar op het bureau gaven ze zo'n beestje dan vaak wel een naam. Dus konden zij het ook wel eens doen enj.c doop ten het Alie. Maar 's avonds belden ze al dat Alie een mannetje was 41

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Jaarboek Oud Castricum | 2001 | | pagina 41