Aan boord van de vissersboot voor een maaltje vis, rechts staat Thijs. Thijs roeit met zijn vlet naar een vissersboot om een maaltje vis te halen. tractor), vanaf de kant. of gewoon met een sleepnetje achter zich aan in het water. Met het sleepnet kon je voor rare verrassingen komen te staan. Je moest aan het net blijven trekken, omdat anders de vis er weer uit zwom. Maar niemand waarschuwde je vooreen kuil voor je voeten, zodat de visser wel eens onder water verdween. Vrienden en onbekenden Met het overnemen van het restaurant kregen ze ook de vaste klan ten over, zowel stropers als jachtopzieners. Dat kon wel eens toe standen opleveren. Op een dag werd Arie Kok achterna gezeten door twee jachtopzieners. Jaap Castricum en Kees Schoen. Alie was de was aan het ophangen achter het restaurant en ineens dook Aries ge zicht op achter het wasgoed. Ze schrok zich wild. Ze had hem en zijn hondje helemaal niet horen komen. Hij vroeg haar: "Zijn hier nog le lijke mensen?" Ze wist niet waar hij het over had. dus legde hij uit dat hij jachtopzieners bedoelde. Alie zei dat hij de slaapkamer maar in moest gaan. Inmiddels waren de jachtopzieners van de andere kant gekomen en zaten binnen in het restaurant. Alie legde Thijs uit dat ze bezoek hadden en die ging eens horen wat er gebeurd was. Arie was bij de brandpost, die toen boven aan "de kluft' stond. Hij was aan het graven naar een konijntje. De jacht opzieners hadden hem vanaf de Van Oldenborghweg gezien. Zij zet ten hun fietsen weg en sprintten naar boven. Maar Arie had ze in middels ook gezien en liet zich in het gat vallen dat hij gespit had. Zodoende zagen ze hem over het hoofd en na verloop van tijd kon Arie de kuierlatten nemen. Beide partijen waren in de richting van Thijs gegaan. Die had de jachtopzieners gevraagd of ze een bakkie koffie lustten. De een vroeg aan Thijs of hij wat gezien had, want zo-en-zo was het geval. Nee. Thijs had niets gezien. Waarop de andere jachtopziener tegen z'n col lega zei: "Je weet toch dat Thijs niets ziet. En hij hoort ook niets." Hij schonk de koppen koffie voor de jachtopzieners in. Een derde kop werd een beetje achter de toonbank gehouden en naar de slaap kamer gebracht. Voor Arie. met het bericht dat die lelijke mannen er nog zaten. Meestal was Thijs al getipt als er stropers langs zouden komen om hun fietsen neer te zetten. Maar het liep ook wel eens mis. Het was op een morgen, heel vroeg. Meestal sliep Thijs erg licht, maar ze had den juist een feestje bij de marine gehad, waren laat thuis gekomen en sliepen dus als een blok. Alie werd wakker van geluid en ze por de Thijs. Vanuit de slaapkamer kon je de deur van het restaurant zien. Tussen de twee in stond nog een vuilniskist. Hij zag een schaduw voorbij de deur glijden en sprong zijn bed uit. Maar gelijk dat hij bij de slaapkamerdeur was, schoof er een tweede persoon langs. Die kreeg met de deur zo'n opdonder dat hij half in de vuilniskist viel. Toen hij overeind kwam, gaf Thijs hem een opdoffer van heb ik jou daar. De andere persoon stond even verder en die slaakte een kreet: "JojEgmonderskreeg Thijs in de gaten en hij staakte zijn geraas. Hij legde uit dat hij vaker dan hem lief was, 'visite' kreeg en niet ver wachtte dat het goed volk was. De een was het wel met hem eens: "Je moet er op toeschieten." Maar de ander vond het niet zo geslaagd dat hij daarvan het lijdend voorwerp was. 'TonnyVink. de badman van Egmond, had ze gezegd dat ze de fiet sen wel bij Thijs neer konden zetten, als ze meeuweneieren gingen zoeken. Om een uur of vijf kwamen de mannen alweer terug met een zakdoek eieren. Ze stopten ermee, want het ging niet zo lekker. Toen was te zien dat hij de man stevig geraakt had. Wildwest in Bakkum' Onder die titel heeft er nog eens een verhaal in de krant gestaan. Ze zaten 's avonds nog in het restaurant. Ze maakten dan nooit licht. Alie stootte Thijs ineens aan, want ze zag een schaduw bewegen bij de slaapkamer. Ze zagen de knop van de deur kalmpjes naar bene den gaan. Thijs ernaar toe: hij hielp hem openmaken. De vent kreeg de deur met een klap tegen zijn gezicht en viel tussen de rommel in de bergplaats. Het bleek dat ze met z'n tweeën waren. De ander nam de benen. De vent kwam overeind en het werd knokken. Op een ge geven moment zei hij dat hij zich overgaf. Maar broer Niek stond achter de inbreker met een bierflesje klaar om hem een klap op zijn kop te geven. Thijs nam even de moeite om zijn broer af te remmen en kreeg onverhoeds toch nog even een enorme klap van de inbre ker. Hij wist zich aan de man zijn jas vast te grijpen en gaf een rot- klap terug, waarop de vent onderuit ging. Toen de man weer een beetje overeind kwam. werd hij met een paar dreunen op de koop toe door de slaapkamer het restaurant in gediri geerd. Zijn kleine dochtertje sloeg het hele tafereel vanuit haar bed je gade. "Papa, wie is die meneer?" Thijs had niet de tijd om het uit 39

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Jaarboek Oud Castricum | 2001 | | pagina 39