Vooraan had je al een zwarige zee, en dan nog over de bank en door die brekers heen. Hij had er een zwaar hoofd in. maar: Okézei Thijs, maar we blijven goed bij elkaar en als er wat gebeurt, me teen een sein geven." Ze kwamen op de bank. Thijs zag een breker komen en dook erin. Dat moetje wel. want anders krijg je een enor me klap in je gezicht. En net op dat moment hoorde hij iemand, maar hij was al onder water. Hij kwam boven en hoorde: "Thijs, het gaat fout." Hij keek naar de jongens en telde er vier. Maar ze moesten achterom kijken, want het gebeurde in het zwin. Daar stond zoveel water en stroming, dat een van de broers werd meegesleurd. Hij zei de jongens terug te gaan en ging zelf naar de mui toe. Hij kon toen behoorlijk zwemmen. Hij voelde wel aan dat, als de ander ging, hij naar die mui zou gaan. Thijs zag dat er eentje uit het water getrokken werd. Hij draaide bij en toen schreeuwde Ko Brandjes, van 'het huis met de kogel' dat er nog eentje zoek was. Dus weer de zee in, en zoeken. Ze hadden in die dagen alleen die lange lijn. maar geen boot. Die lijn hadden ze ingesmeerd met paraffine, dan bleef hij drijven als er ge noeg personen waren om hem op te houden. Dat was een rotwerk, om die hele lijn van zo'n vierhonderd meter in te smeren. Hij ging dus weer de zee in om te zoeken. Maar hij zag dat het geen doen was. Hij riep wel om meer lijn. maar de jongens konden het niet meer houden. Die stonden tot hun kin in het water. Toen gaven ze het maar op, ze vonden niets. De jongen moest naar huis, met niets anders dan het bundeltje kleren van zijn broer. Ze bleven nog een hele tijd langs het strand patrouilleren. Vier dagen later kwam 's morgens vroeg de badmeester aanracen: "Thijs, ik zag een hand boven water Ze gingen naar de red dingsbrigade, want daar hadden ze een brancard. Het was een oud rotkreng; het was immers maar vlak na de oorlog. Daarmee liepen ze de noord in en zo'n vierhonderd meter verder spoelde hij aan. Thijs ging de zee in en trok hem eruit. Hij vroeg de ander om hulp. maar die twijfelde een beetje. Je weet maar nooit hoor, lijkvergiftiging en zo. Dus hij zocht een paar brokken krant om rond zijn handen te wik kelen en toen tilde hij hem pas op. Ze liepen nog geen honderd meter en, ongelofelijk, hij kreeg te ho ren "Me jong, zet hem maar ejfe neer"(het was een Egmonder). Ze zetten de brancard neer en Thijs vroeg wat er aan de hand was. De ander had een cent gevonden! De struiner. Nog een paar honderd me ter verderop nog een keer; toen had hij een dubbeltje. Een rit van 11 cent. Ongelofelijk! En eerst niet aan durven pakken; hij was zeker een beetje over de schrik heen. Ze hadden er een hoop werk aan, maar geen dank je wel'' De jon gens die met de lijn stonden, waren zowat verzopen. Ondank is 's werelds loon. Thijs is nog eens voor mishandeling aangeklaagd. Hij was een man achterna gegaan die in een mui werd gezogen. Toen hij eenmaal bij hem in de buurt kwam, was de drenkeling onder wateren niet te vin den. Thijs dook totdat zijn longen om zuurstof schreeuwden. En net op het laatste moment voelde hij iets onder zijn handen. Hij greep het vast en scheurde het mee naar boven. Niet bepaald zachtzinnig natuurlijk, want hij had het inmiddels ook wel benauwd. Achteraf bleek dat hij de man aan zijn haren had mee gesleurd en dat er wat bosjes losgetrokken waren. Wat aanleiding gaf tot die klacht. Een andere keer kwam het heel anders over. Ook in dit geval was het een man. Thijs zat zijn netten te boeten. Het was Niek die hem van uit het restaurant in de gaten kreeg. Thijs vloog het water in met een touw om zijn lijf. Niek hield het gebeuren vanaf het strand in de ga ten. Dat was zo'n beetje vaste prik. Thijs was een heel goede zwem mer, maar met zijn slechte ogen moest hij vanaf de wal gestuurd wor den. Toen hij bij hem kwam, riep hij hem toe om kalm te blijven. Maar de man was zo in paniek, dat hij met een reuzenkracht de ar men van Thijs beetpakte. Die wist zich weer uit die greep te draaien en pakte de man in een 'Nelson'. Een seintje naar het strand en ze werden op het droge getrokken en ook weer een paar keer kopje on der. Een paar uur later, toen Thijs allang al weer aan het boeten was, en de man weer een beetje opgeknapt, kwam deze op hem af. Meneer Bakker", stond hij een beetje met z'n portemonnee te schutteren, "war ben ik u schuldig? "Niks, man, maak het nou." Zo ging dat nog even door en toen besloot Thijs dat hij wel een pakkie sigaretten kon ge bruiken. Maar hij wilde nog wel wat weten: "Hoorde je me niet soms, toen ik zei dat je kalm moest blijven? Zijn onderarmen waren door de greep van de man helemaal beurs en vol striemen. Nog maar een paar jaar terug heeft hij weer zoiets meegemaakt, twee achter elkaar, bij Heliomare. Drenkelingen Eens was Thijs met een maat richting Wijk aan Zee gegaan, in de Nissan, met een aanhanger. Het was ruig weer; ze waren op zoek naar een vat olie, waarvan ze wisten dat het was aangespoeld. De vloed kwam op en het was al een beklonken zaak dat ze niet over het strand terug konden. Ze zouden er bij IJmuiden van af moeten. Op de hoog te van Wijk aan Zee zag Thijs wat in zee liggen; zijn maat was af geleid door iets anders. Maar met dat zagen ze de strandvonder van Wijk aan Zee ook komen. Dus ze reden er naar toe en vonden daar een meisje. Vermoedelijk zelfmoord; van de pier afgesprongen. Een jong blond ding, net aan zeventien, d'r leven nog maar amper be gonnen. Dat gaatje dan toch wel aan het hart. Hij stelde voor om het vat maar van de aanhanger af te gooien, dan konden ze het meisje daarop leggen en wegbrengen. Maar zijn maat, politieagent, was het daarmee niet eens. er moesten eerst nog een paar foto's gemaakt wor den. Thijs kon er niet bij dat ze zich daar op zulke momenten druk om konden maken. Vanwege de vloed moest hij weg, dus had hij er zich niet meer mee bezig gehouden. Twee dagen later gingen ze dezelfde richting weer op en reden door naar IJmuiden. Als het zeetje rauw is, is het altijd een mooi gezicht bij de pieren. De vissersboten staan bijna op hun kop, af en toe. Op de terugweg, alweer bij Wijk aan Zee, zag Thijs wat in het water drij ven. "Alweer één, het lijkt de bezetting wel!" Zijn maat stopte en Thijs rende de zee in. Terwijl hij bij die persoon, een vrouw, aankwam, kwam er ook een broeder van Heliomare helpen. Thijs maakte nog al een drukte, want hij had de indruk gekregen dat hij nog een teken van leven had waargenomen. Hij schreeuwde naar zijn maat dat die ruimte moest maken. Er stond een kist in voor eventuele vogels en z'n hond was natuurlijk ook mee. Maar ze konden de vrouw in ieder geval achterin leggen. De broeder ging mee. Ondertussen was er een verpleegster bij gekomen die ook mee ging. Het werd dus al knap vol in de bak. Hij vroeg nog of ze haar naar Heliomare moesten brengen. De verplegers vonden dat ze beter naar het Rode Kruis Ziekenhuis gebracht kon worden. Toen gooide de hond nog roet in het eten; hij kwam wel naar de auto. maar ging er naast eerst nog even lekker poepen. Terwijl elke seconde telt! Maar maak dat zo'n hond maar wijs. En hij was kletsnat, dus toen hij op de wagen sprong, bracht hij een emmer water mee. Ze konden dus vertrek ken. Op het kruispunt tussen Wijk aan Zee en Beverwijk hadden ze het rode licht tegen. Zijn maat remde al, maar Thijs vond dat hij er maar doorheen moest rijden. Dat bidprentje is voor onze rekening." Bij het Rode Kruis was het maar goed dat de anderen wisten waar ze moesten zijn. Achterom naar de EHBO-post, op een knop drukken om naar binnen te kunnen, een heel gedoe. Eenmaal binnen stoof Thijs gelijk door de wachtkamer heen op zoek naar verpleging. Die zaten net aan de koffie en werden dus een beetje ruw gestoord dooi de kreet: "Een drenkeling!"Iedereen vloog overeind, ze waren net zo snel als Thijs weer bij de auto, met een brancard. Dus die togen aan het werk. Nu had Thijs haar afgedekt met een handdoek en zijn wollen jack. Hij zou weggaan en toen wilde de broeder nog weten wie hij was. Thijs legde uit dat hij de strandvonder was en dat hij hoopte dat het 37

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Jaarboek Oud Castricum | 2001 | | pagina 37