Alie Bakker met Toon Zwart met de konijnen vangst. Toon verhuurde voor exploitant Cockx de strandtenten, waar zij nu naast staan. Broer Niek met personeel en een badgast. Verder beproefde hij zijn geluk bij de "stokkenfabriek' in Uitgeest; daar maakten ze houten stelen voor allerlei gebruik. "Ik was nog nooit in een fabriek geweest en verschoot van het heidense kabaal. Het leek me niet gezond om daar lang te blijven, 's Avonds legde ik de strik ken en klemmen alvast klaar. Ik hield de schijn op dat ik nog naar de fabriek ging. De eerste dag verdiende ik meer dan met een week wer ken in de fabriek. Overdag hield ik me schuil in het café bij het sta tion. Maar uiteindelijk wist het hele dorp er van. Toen ik op een kwa de avond thuiskwam, voorspelde mijn vader mij, dat ik voor galg en rad zou opgroeien." Dus Thijs moest weer aan een gewone baan. Die vond hij bij de pro vincie; schoffelen, boompjes planten en zo. Maar hij had meer aan dacht voor het wild dan voor zijn werk en hij kreeg weer ontslag. Daarna belandde hij bij Rijkswaterstaat, daar hadden ze mensen no dig om aan de kust te werken. Het loon was vreselijk slecht, maar het verschafte hem de gelegenheid om wat te jutten en te stropen. Zijn broer Niek en hij werden berucht en beroemd in die jaren. Ze waren vrijwel altijd op het strand of in de duinen te vinden. Juttersstreken In het begin van de Tweede Wereldoorlog spoel den er vaten wijn aan. Die lagen her en der langs de kust verspreid. Op het strand van Heemskerk richtten de bezettingstroepen een waar drinkgelag aan. In Castricum, waar in die jaren Dorus Schermer strandvonder was. werd een vat netjes opgeslagen Het waren grote vaten, wel zo'n 600 liter, dus ze waren ook niet zo een-twee-drie afgevoerd. De commandant van het garnizoen kreeg er lucht van en meende de buit te moeten confisquerenDe ge broeders Bakker stonden er watertandend bij en keken toe hoe de wijn in de handen van de bezet ter dreigde te vallen. Thijs en Niek wilden die wijn ook wel hebben. Een dergelijke gedurfde operatie moest met grote voorzichtigheid aangepakt worden; de Duitsers schoten meteen met scherp. Dat had den ze al een keertje eerder ondervonden. Ze zaten op het duin en za gen twee Duitsers rommelen. Thijs met zijn slechte zicht vroeg Niek wat ze aan het doen waren. "Noh", zei Niek, "dat hoor je zo wel." Even later vlogen de kogels hem om de oren. Niek had toen natuur lijk al beschutting gezocht. Ze praatten twee Duitsers die de opslagplaats bewaakten waar de va ten werden opgeslagen, om (met de toezegging van een deel van de wijn) aan de weet te komen wanneer hun commandant weg was. Ze kregen een seintje toen de kust veilig was. Het was gunstig weer, goed donker, toen ze naar die opslagplaats gingen. Ze boorden een gat in het vat en stopten er een slang in. Thijs zoog eerst de wijn aan om die over te hevelen naar biervaten die ze hadden meegenomen. De Duitsers hadden flessen gegeven om te vullen. Maar voor elke fles of vat zoog hij opnieuw de wijn aan. Het smaakte zo goed. dat hij veel te veel naar binnenkreeg. En dat was een stommiteit; ze had- 33

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Jaarboek Oud Castricum | 2001 | | pagina 33