ca 1935 een paar badgas
ten vermaken zich. De
jongen op de achtergrond
met die blonde krullen is
Niek Bakker.
len of je het konijn kon begaan. Vaak zat er aan de punt nog een vlijm
scherpe haak. Dat wroetten ze dan onder de buik van het konijn en
trokken het naar zich toe. Een enkele keer. als ze meenden dat ze er
nog maar een klein stukje van af waren, verwijdden ze het gat wel
eens om er nog dieper in te kunnen. Hij heeft zelf op die manier ook
verscheidene konijnen gevangen. Maar dat is levensgevaarlijk. Zijn
vader waarschuwde hem altijd: "Kruip niet in zo'n gang. want die
stort heel gemakkelijk in. Met je hoofd lager dan je voeten en een
paar kilo zand op je nek kom je er nooit meer uit." En: "Als je aan
het spitten bent, kijk dan goed uit. Als er steeds wat van de zijkanten
afvalt, dan is het een hele losse berg."
Ze hebben het meegemaakt. Het was een Egmonder, ene Groen. Die
was bij Heemskerk zo aan het graven toen het boven hem instortte.
Nu moesten ze in die dagen stempelen, want er was geen werk. Jutten
en stropen deden ze echt niet uit weelde. Groen kwam bij het stem
pelen niet opdagen. Toen kwamen een stuk of drie Egmonders over
het strand naar vader Bakker toe. Ze legden uit wat er aan de hand
was en vroegen toestemming om het duin in te gaan. Die zei:
"Natuurlijk, jongens, in zo'n situatie moeten jullie het duin in."
Na lang zoeken, ze waren inmiddels op de Kruisberg in Heemskerk,
zagen ze zijn hondje op een hoop zand bij zijn baas de wacht hou
dend. Die was inderdaad gestikt, waarvoor Bakker altijd waar
schuwde.
Maar tunnels er naar toe graven, dat is absurd. Aan de zuidkant
zijn de gaten niet zo diep, daar zou je ze nog kunnen begaan. Maar
aan de noordkant wroeten ze veel dieper, daar is geen beginnen
aan. Eigenlijk is het in vlak terrein het gemakkelijkste te spitten.
De eerste baantjes
Thijs was in zijn kinderjaren van de zolder van de bollenschuur
van buurman Brakenhoff gevallen. Hij liep daarbij een zware her
senschudding op en een scheurtje in zijn schedel. Thuis sloeg nie
mand er veel acht op, maar eenmaal op school bleek dat zijn zicht
erg slecht was. Aan één oog was hij blind: het andere was niet veel
beter. In die dagen werd er nog niet zoveel moeite gedaan om zul
ke handicaps te ondervangen. Als je niet kon zien wat er op het
bord stond, werd je achter in de klas gezet. Een ander kon beter
van jouw plaats gebruik maken. Met de vierde klas was voor Thijs
dan ook het eindstation van zijn studie bereikt.
Direct van school af mocht hij zijn steentje bij gaan dragen om het
grote gezin te voeden. Zijn eerste baan was bij de Castricummer
krant, voor 2,50 in de week. Hij moest onder andere kwitanties
lopen. Omdat het een vrije krant was, betaalde niet iedereen en
dat was een heel gedoe. Dus dat duurde niet lang. Daarna ging hij
van de ene tuinder naar de andere.