Het strandpaviljoen van Dirk Bakker in 1924.
De vangst na een drijfjacht op konijnen in de Castricumse duinen
met uiterst rechts Dirk Bakker.
in een klem terecht, dan werd de klem meestal de duiker in getrok
ken. Daarom zat die aan een eind touw vast.
Op een kwade dag zat er een onverwachte buit in een klem. Vader
trok niet aan het touw, maar stak zijn hand in de duiker. Vloekend
haalde hij hem weer terug, met een bunzing die zich in zijn duim had
vastgebeten. Zo'n beest laat niet los. Hij moest het bewusteloos slaan.
Hij had wel een gummiknuppel: die moest hij met z'n linkerhand
pakken, terwijl hij rechts was. De eerste klappen kwamen dan ook
heel pijnlijk op zijn hand terecht voordat hij de bunzing te pakken
had.
Als er voor een jacht drijvers nodig waren, dan vroeg vader Bakker
het liefst mensen uit een groot gezin. Die konden de centen het best
gebruiken. Maar dat was ook zijn ondergang. Aan het begin van de
oorlog raakte hij zijn functie kwijt. Want toen de jacht opnieuw werd
verpachtbood een van die mensen aan om het voor de helft te doen
Daar kon Bakker het niet voor doen. Hij voelde zich wel verraden en
zei tegen de ander dat hij hoopte dat het zijn ondergang zou worden.
Het toeval wil dat die persoon door een naar ongeluk aan zijn eind
kwam; weliswaar niet in de duinen.
doen. Als een stroper gepakt werd. dan wist hij dat hij een
prent kreeg. Zo was dat nu eenmaal. Maar zijn konijntjes
kon hij vaak wel houden. Die werden toch niet meer levend.
Er kwamen ook stropers langs in het restaurant bij vader
Bakker, op het strand. Arie Kok was er zo een, een heel
bekende uit Egmond aan Zee. Zoals die kerel eruit zag. je
zou je hoed afnemen als hij langs kwam. Maar het was een
enorme stroper. Hij had op een gegeven moment zoveel
bekeuringen gehad, waaronder van vader Bakker, dat hij
een gevangenisstraf moest uitzitten. Vader Bakker had in
een deel van de duinen te veel konijnen en dat moest uit
gedund worden. Daar had hij honden voor nodig. De best
afgerichte honden waren die van stropers. Waarschijnlijk
hadden die twee afgesproken dat vader Bakker de honden
zou verzorgen; dan kon hij ze gelijk gebruiken. Want op
zJ een goede dag werd Thijs erop uit gestuurd om de honden
van Arie Kok te halen. Als jochie van nog geen twaalf, lo
pend naar Egmond.
Zijn vader had hem verteld dat hij bij de kerk maar naar
Leen Peer moest vragen. Want daar bij die kerk stond al
tijd wel een koppeltje volk te beurzen, 'het wakend oog'
van de gemeente. Hij werd naar een huisje gestuurd, waar
werd opengedaan door een manspersoon van zijn vaders
leeftijd. "Zo jongen", werd hij begroet, "dus jij hen er een
van de oude Bakker'Oud' omdat z'n vader inderdaad
niet jong meer was. zeker voor een jachtopziener en ook
al een beetje stram begon te worden
Leen had 'te kooi' gelegen. Aan de deur van de bedstede
hingen 2 konijntjes, de reden dus dat hij nog zo laat in bed
lag. Thijs kon wel zien "dat het niet veel is geweest'. "Nee.
onze jongen, dat was het niet. Maar jij moest naar Arie toe.
hè. Die is er ook op uit geweest, vannacht." Leen legde hem
uit hoe hij moest lopen; het huis was te herkennen aan het
gat in de deur van de schutting. Dat was het werk van Arie
zijn honden. Toen hij "volk" had geroepen en antwoord te
rug had gekregen, waagde hij zich naar binnen. Daar stond
hij oog in oog met de honden, in een oude fauteuil. Later
bleken ze Max en Frans te heten. Maar in eerste instantie
keken ze niet erg vriendelijk. Arie lag eveneens te kooi: ook
hier hingen twee konijntjes aan de knop. Thijs vertelde dat hij via Leen
Peer was gestuurd en Arie vroeg hem of hij een 'bakkie' wou.
Dat wilde Thijs wel en hij werd getrakteerd op een mooi tafereel.
Arie pakte de potkachel van de vloer, liep ermee naar buiten, keerde
hem om en schudde de as eruit. Daarna zette hij hem terug aan de
schoorsteenpijp. De stapel hout lag in de kamer, hij maakte vuur en
zette water op in een zakketel
Thijs legde uit dat hij door zijn vader was gestuurd, ze hadden ge
hoord dat hij moest zitten en of z'n vader de honden mocht lenen. Ja.
nouja.nou.dat kon ook eigenlijk wel. Die honden gingen niet direct
gewillig mee. maar aan een eind touw lukte dat wel. Maar Max was
loops. Dat was gezellig; hij was de deur nauwelijks uit en er kwam
een heel leger honden achter hem aan. Het was geen harden. Pas op
de hoogte van Egmond-Binnen wist hij een deel weg te jagen.
Dus zo kregen ze de honden en het waren hele beste. Als je ermee in
een duindal kwam. dan kon je aan de top achter een struik gaan zit
ten. De honden gingen het dal in en ze zochten het hele dal af. Als er
één konijn zat. dan zeiden ze het. Tenminste, als er een konijn in een
gat zat. dan begonnen ze te graven en dat was duidelijk genoeg. Toen
Arie vrijkwam, moest hij zijn honden natuurlijk weer terug hebben.
Die loopse hond moest later jongen en Thijs hield een pup. Die
vernoemde hij naar Frans.
Jachtopziener en stropers
Dirk Bakker en de stropers waren geen vijanden van elkaar. Ze had
den oog voor eikaars positie en konden ook wel eens wat voor elkaar
Een ongeluk
Een konijnengat is niet één metertje. maar kan wel drie meter lang
zijn. Een deel steek je uit en dan heb je voor het laatste deel een lan
ge stok met een krom eind nodig. Daarmee kon je links en rechts voe-
31