Thijs Bakker, strandjutter in hart en nieren
Het strand. Die smalle strook tussen zee en duinen. Niemandsland.
Vrijwel iedereen komt er, de een regelmatiger dan de ander. Maar
niemand woont er. Slechts weinig mensen zullen beweren dat ze er
thuis zijn. Laat een Hollander maar veilig achter de duinen en dijken
vertoeven. De zee is te grillig, te woest en onbetrouwbaar. Het vrien
delijke uiterlijk bij zomerweer is eerder uitzondering dan regel.
Maar er zijn mensen die vrijwel hun hele leven aan zee doorbrengen.
Zo een is Thijs Bakker: jutter, stroper, strandpaviljoenhouder en
strandvonder. Zijn moeder was een Limmense: Marie van Jan van der
Peet. zijn vader een Castricummer. Thijs ging in Bakkum wonen.
Thijs zijn ogen zijn erg slecht; van lezen en schrijven is nooit veel
gekomen. Hij is van mening dat hij daardoor meer op zijn geheugen
moest vertrouwen. Zoals hij zegt: "Laat me de foto zien en ik vertel
je het verhaal dat erbij hoort." Door herhaling staan die nu in zijn
geheugen gegrift. Zo is hij een ras-verteller geworden. Het was mij
dan ook een waar genoegen om zijn verhalen te mogen registreren.
Ik heb ook dankbaar gebruik gemaakt van enkele krantenartikeltjes
die al over Thijs en zijn werk zijn geschreven. Dat betreft voorna
melijk de teksten onder de kopjes 'Juttersstreken', 'Jutter met ver
gunning' en de gegevens over de 'Salamander'. De schrijvers van
deze stukjes zijn onbekend.
Zijn wieg stond op 22 augustus 1925 aan de Oude Haarlemmerweg,
net over het spoor in Castricum. Een zijweg waarde tijd nog stil was
blijven staan. Er was geen licht, waterleiding of gas. Een gootsteen
was er niet in de keuken; de afwas werd gedaan bij de welput en stond
uit te druipen op het 'schuttelebankje'Het water uit de regenput werd
gebruikt voor de was. De plee completeerde het plaatsje. Het gezin
bestond uit zestien leden. Thijs zei wel eens: "Als de volgende ge
neratie ook zo had gejongd, dan hadden ze het kannibalisme weer
moeten introduceren
De zorg voor het dagelijks brood
Vader Bakker had in 1911 een café laten bouwen in het dorp: 'de
Landbouw'. Daar woonde hij in zijn eerste huwelijksjaren. Het café
wilde echter niet zo bijster goed lopen en het jonge gezin verhuisde
naar de Oude Haarlemmerweg. Vader Bakker had daar een hoek bol
len. Daarbij was hij beroepsvisser in de polder. Dat alles leverde nog
niet genoeg brood op de plank op voor het uitdijende gezin. Hij vul
de zijn inkomsten aan met een restaurantje aan het strand. Daar spoel
den ook wel eens zaken aan die welkom waren. De slager was on
bekend bij Bakker: het vlees kwam uit de duinen. "Stropen doe je
niet uit weelde." zegt Thijs ook nu nog.
Vader Bakker heeft het zelfs nog even in de winter met zijn zaak ge
probeerd op de ijsbaan. De chocolademelk kostte vijftien cent. voor le
den een dubbeltje. Je stookte als de pest en met de schaatsen werd de
vloer ook nog eens kapot getrapt. Hij betaalde weliswaar geen pacht,
maar de kosten kwamen er lang niet uit. Dus dat was al gauw weer over.
Wildbeheer
Het stropen moest vader Bakker al gauw laten, want hij werd rond
1930 aangesteld als jachtopziener in de zeeduinen. Thijs trok veel
met zijn vader op en leerde zo de natuur van dichtbij kennen. Het
werk kwam voornamelijk neer op wildbeheer en voorbereiding op
het jachtseizoen. Zo maakten ze voerbanen voor de fazanten. Door
het voer werden een paar druppeltjes anijsolie gemengd. Dat is in de
verre omtrek te ruiken, waardoor er veel fazanten op af komen. De
heren jagers hadden ze dan maar voor het afschieten.
De populatie van konijnen moest wel eens wat verminderd worden.
Vader Bakker zette dan klemmen in de 'heul' (duiker) van droge ka
nalen waar de konijnen het liefst door trokken. Kwam er een konijn
Thijs Bakker met zijn zusjes aan de Oude Haarlemmerweg.
30