De Castricumse familie Zonneveld (3e deel) In het 20e jaarboekje is het eerste deel verschenen van de geschie denis en de stamboom van de familie Zonneveld. Omdat de familie Zonneveld veruit de grootste familie van Castricum is met allerlei vertakkingen naar de omliggende gemeenten en ver daarbuiten, is in het genoemde jaarboekje aangekondigd dat de familie Zonneveld in meerdere afleveringen in de jaarboekjes zal worden gepubliceerd. Na het tweede deel in het 21 e jaarboekje verschijnt deze keer het der de deel. In het 20e jaarboekje is uitvoerig geschreven over de oudste vermeldingen van de naam Zonneveld (heel vroeger meestal Sonneveld), over het landgoed van het adellijke geslacht Van Sonneveld gelegen bij Valkenburg in Zuid-Holland en zijn familie wapen. de verspreiding van de familie in Nederland met de ver schillende naamvarianten en de vestiging vanuit Zuid-Holland in Heemskerk en Castricum van enkele familieleden die het beroep van duinmeier uitoefenden. De Castricumse familie Zonneveld is terug te voeren tot ene Engel Laurenszoon Zonneveld, geboren omstreeks 1675, veehouder en wo nende in de Kerkbuurt van Heemskerk. Engel trouwt met de Heemskerkse Aagt Laurens Decker. In het 20e jaarboekje zijn reeds de oudere generaties behandeld die rechtstreeks afstammen van deze Engel Laurenszoon Zonneveld. Zijn achterkleinzoon Cornelis Engelsz Zonneveld is landarbeider, schelpenvaarder en vletschipper, woont op het Schulpstet en is aldaar in 1842 overleden (zie het 20e jaar boekje nr. 7 op blz. 55). Uit zijn huwelijk met Guurtje Stet wordt slechts één zoon geboren: Engel. Deze Engel is nu de stamvader van de tak Zonneveld die in dit jaarboekje wordt gepubliceerd. Hij is ge boren in 1809. is vletschipper van beroep en woont in het Lange Pannenhuis aan de Brakersweg. Uit zijn huwelijk met de Bergense Antje Teileman worden in de periode 1839 tot 1849 vijf zoons ge boren: Cornelis, Jan, Arie. Aldert en Jacob. De oudste zoon Cornelis woont in Bakkum en trouwt met Jacoba de Zeeuw. Hun enige zoon Job gaat in Limmen wonen. Het merendeel van zijn nakomelingen woont in Limmen. De tweede zoon Jan woont eveneens in Bakkum en trouwt met Antje Orij: uit hun huwelijk komen tien kinderen, waarvan alleen zoon Engel, gehuwd met Antje Lute, het geslacht Zonneveld voortzet via hun zoons (blauwe) Jan en Engel. De derde zoon Arie woont o.a. in het Lange Pannenhuis, trouwt met Maartje Kortekaas; Arie krijgt veel nakomelingen door zijn twee zoons (dikke) Engel en Jan. De vierde zoon Aldert is vernoemd naar de vader van zijn moeder 'Aldert Teileman'. De zoon 'Jan van Aldert' woont 'in de bossen' aan de Rijksstraatweg onder Heemskerk bij de grens met Castricum. Jan trouwt met Cornelia Louter, krijgt veel kinderen, waaronder tien zonen, die vooreen flinke uitbreiding van deze tak hebben gezorgd. De jongste zoon Jacob woont eveneens in het Lange Pannenhuis, trouwt met Elisabeth Kuijs. Hun zoon 'Gert van Bet' wordt al jong weduwnaar en blijft achter met twaalf nog jonge tot zeer jonge kin deren. Het merendeel van deze kinderen wordt ondergebracht bij di verse familieleden in verschillende dorpen in de wijde omgeving. Het Lange Pannenhuis Het Lange Pannenhuis speelt een belangrijke rol in de huisvesting van de stamvader en vele nakomelingen van deze tak van de familie Zonneveld en het is daarom aardig om over dit huis iets meer te ver tellen. De geschiedenis van het Lange Pannenhuis gaat al heel ver te rug. Terwijl er in vroeger eeuwen in Castricum bijna uitsluitend vrij staande huisjes of boerderijen werden gebouwd, vinden we als eni ge uitzondering het Lange Pannenhuis al in 1802 genoemd als een huis bestaande uit vier woningen. Het huis was gebouwd aan de Schulpvaart voor de huisvesting van vletschippers. ook wel schel- penvaarders genoemd, die hun brood verdienden in de schelpenne ring. De schelpen werden met zeilscheepjes vervoerd vanaf de op slagplaats aan het Schulpstet via de Schulpvaart naar Akersloot voor de produktie van schelpkalk in de kalkovens aldaar of voor overslag op grotere schepen in het Alkmaardermeer voor verder transport (de geschiedenis van de schelpenvisserij, de kalkovens en het Schulpstet wordt uitvoerig behandeld in het 21e jaarboekje). De plaats van het Lange Pannenhuis, liggend aan de Schulpvaart en over de weg bereikbaar via een pad vanaf de Brakersweg. Dit kaartje geeft de situatie rond 1830. In het hiervoor genoemde jaar 1802 wordt het Lange Pannenhuis ver kocht voor 500 gulden, tegelijk met de vele andere bezittingen van de toen in Amsterdam wonende en aldaar overleden ambachtsheer van Castricum. mr. Joan Geelvinck. Zijn vader. Nicolaas Geelvinck, even eens ambachtsheer van Castricum en Bakkum. had reeds in 1757 het stuk grond gekocht, waarop later het Lange Pannenhuis zou worden gebouwd. Joan Geelvinck heeft zich heel nadrukkelijk met de schel- penhandel bemoeid; hij had meerdere bezittingen in Castricum. maar woonde in Amsterdam en ook enkele jaren in Brussel; hij bekleedde vele functies. Hij bemoeide zich zelden met Castricumse aangelegen heden. De schelpennering vormde hierop een uitzondering, tenslotte vormde dit voor vele dorpsgenoten een belangrijk middel van bestaan. Joan Geelvinck heeft zich hiermee inde periode 1770 - 1775 intensief beziggehouden. In 1771 verschijnt een uitvoerig gedrukt reglement over de schelpenhandel met daarin tot in details beschreven de rech ten en plichten van de verschillende personen en functionarissen die bij de schelpenhandel betrokken waren. Hoogstwaarschijnlijk heeft Geelvinck in deze jaren het Lange Pannenhuis laten bouwen. Het bezit gaat in 1802 over in handen van Geelvinck's schoonzoon en opvolger als ambachtsheer van Castricum en Bakkum. de even eens in Amsterdam woonachtige Albertus Cornelis Schuyt. Deze

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Jaarboek Oud Castricum | 2000 | | pagina 38