Een portret van Siem
Scheerman uit de veer
tiger jaren.
gerepeteerd in de gymnastiekzaal van de school. Ik wou wel graag
voetballen maar dat was te duur. dan moest je schoenen hebben, een
broek en een shirtje. Bij de Fanfare kreeg ik een trombone. Ik kon
goed onthouden en leerde trombone spelen. Ik heb er maar een paar
jaar bij gezeten. Twee keer op concours geweest in Heemskerk en
in Bovenkarspel. We gingen langs het IJsselmeer naar Bovenkarspel
en toen leunden ze allemaal voorover en ik had de trombone tussen
mijn benen en daardoor boog die toeter krom. Ik kreeg ruzie met een
jongen van Borst die zo'n beetje de leiding had en zo eindigde dat.
We gingen ook wel naar het 'putje' bij Heiloo als er een processie
was om te spelen. Er kwam toen eens een kapelaan aan die vroeg of
we wat zachter wilden spelen en effies later een andere kapelaan die
zei dat we harder moesten spelen. Ouwe Piet Kuijs was een driftkop
en die zei we stoppen ermee en we gingen zo naar huis. Ik was niet
zo muzikaal, ik moest echt de noten volgen, maar dat kon ik goed.
Ik weet nog wel dat ik in de 5e klas zat bij meester Blum. Ik had een
F of Bassleutel bij die trombone en die andere hadden een viool
sleutel G. Meester maakte een bord vol met de vioolsleutel en dacht
nu zijn jullie wel een tijdje zoet. Ik moest me dus omschakelen maar
ik zat vlak achter hem aan. Hij zat goed en wel en toen stak ik mijn
hand op. Hij zegt wat is er en ik zeg ik ben klaar. Hij geloofde me
niet maar het was wel zo. Hij zei: "Ga jij maar in het Roomse jeugd
boek kijken
Na de oorlog ging ik zondags wel te dansen bij Piet Roozendaal. Dat
duurde tot tien uur of kwart over tien. Veel geld had je niet; net ge
noeg voor een paar gelagies, pakje sigaretten of zware shag en een
keer naar de bioscoop dan was je uitgewerkt. Verder was er ook niks.
In de oorlog moesten de tuinders hun groente op de veiling verko
pen en buitenom mocht niet.
Toch verkochten we nog wel in Amsterdam waar we met de auto
van Jan Steeman naar toe gingen. Je had vaste prijzen want anders
ging de prijs zo omhoog dat een gewoon mens er niet meer aan kon
komen. Toch werd er achterom nog wel wat verkocht. Vader werd
af en toe in zijn nek genomen daar in Amsterdam door de CCD. Dan
werd hij verraden. Hij verkocht alleen aan vaste klanten maar dan
werd gezegd dat hij ook aan anderen verkocht. Een keer werd hij ge
pakt in de Van Baerlestraat maar hij kwam weer snel vrij. Hij had er
een klant en dat was een dokter die bij de NSB was en die bevestig
de dat hij alleen vaste klanten had. Een keer ben ik zelf ook gepakt.
Vader had gezegd als ze om aardbeien komen dan verkoopje maar.
Hij vroeg er 20 cent meer voor dan de vastgestelde prijs, omdat hij
er ook meer voor betaald had. Er kwam een mevrouwtje voorbij en
die wou twee doosjes hebben. Ik geef die twee doosjes. Even later
kwam datzelfde vrouwtje weer terug met twee grote kerels; de doos
jes mochten maar voor 85 cent verkocht worden. Die kerels, vast
partijmannen, begonnen te schelden en zeiden ze moesten je naar
Duitsland schoppen. Ik zeg: "Daar ga ik over l'A week naar toe.
Toen was ik in enen een beste jongen.
Na mijn trouwen ben ik in de Poelven gaan wonen, toen waren ze
net gebouwd. Ik heb nog een half jaar bij Jan Stuifbergen bijgenaamd
'de Koet' gewerkt, dat was een krantenman. Ik bracht de Castricummer
en andere kranten rond en tijdschriften. De Castricummer koste toen
nog 70 cent in de maand en dat geld moest je iedere maand weer op
halen. Jan was een bijzondere mens. Hij woonde in de Rooie buurt.
Hij schreef voor de krant en was ook een halve advocaat. Daarna
kwam ik bij Van Gelder in de ploegendienst. Van de Poelven kwam
ik in de Brederodestraat in een huis van familie. Daarna in de
Goudenregenlaan en vervolgens in deze flat. Meester Louwe heeft
mij aangeraden om het huis in de Goudenregenlaan te kopen en daar
ben ik hem nog dankbaar voor. Nu zit ik al weer twintig jaar in mijn
flat-woning en kijk uit op het schoolplein, waar ik 65 jaar terug rond
liep.