Bertus en Siem Scheerman voor de Augustinusschool. slagen en toen ben ik een jaar of zes werkeloos geweest tot mijn pen sioen. Ik had mij bij de fabriek opgewerkt tot hoofdslijper. Dikke pa len worden in kettingslijpers vermalen tot pulp. Ik heb nog wel contact met vrienden uit die tijd. zoals Bank Beentjes van de Breedeweg. Daar heb ik een kleine twee jaar mee in Duitsland, in Sauerland. gezeten. Daar moest ik verplicht naar toe. Ik heb nog wel gezocht naar onderduikmogelijkheden want ik had er weinig zin in. Achteraf vond ik het niet zo erg. Ik heb daar in een steengroeve gewerkt. Stenen laden in kiepkarren om er kalk van te maken. Heel zwaar werk. alles ging met spierkracht, en net aan te eten. Je had al tijd honger. Boteren vet kreeg je niet. Hoe harder je werkte hoe meer marken je verdiende, maar wat had je aan die marken, je kon er niks voor kopen, geeneens een rode zakdoek. De marken die ik had be waard kon ik later aan de grens nog inwisselen voor drie kwartjes per stuk. Ik had er 454 dus ik ving er begin 1946 nog zo'n f. 330.- voor. We zaten er met vier Castricummers: Kees Beentjes. Ton Duin. Bank Beentjes en ik. Verderop zaten nog meer Castricummers dat waren Johan van Velzen. Kees Bakker en Herman Glorie. Voor schooltijd moesten we altijd naar de kerk. Als het heel slecht weer was of erg koud dan hoefden we niet. Mijn moeder was niet zo streng in de leer. Dokter Leenaers was onze huisarts. Ik denk er wel eens aan dat hij heeft vast gezeten in de Weteringsschans gevange nis, waar ik met mijn kar langs kwam. Het was een populaire huis arts. Bij kiespijn ging je ook naar hem toe. Hij was heel handig in het trekken van tanden en kiezen. Verdoven was er toen niet bij. De dok ter had een auto van het merk Auburn. Hij reed altijd hard. Ik weet nog dat de dokter eens een keer bij de Kooiweg in de buurt van de weg raakte en in een sloot terecht kwam. De praktijk was aan de Mient. Er tegen over kwam het Dokterspad, waar de Dokter Leenaersstraat is, op de Mient uit. Op die splitsing stond toen een huis waar een Duitser de kapper Assman zat. Bij de Hervormde kerk zijn nog de graven te zien van een paar kinderen van hem. Het huis is later verbrand en het is nooit meer herbouwd. Erg vaak gingen we voor de oorlog niet naar het dorp. We bleven maar wat buurten op de Groenelaan. We hadden ook nog konijnen die je moest voeren. Op zaterdag als je vrij was ging je wel eens naar de markt in Alkmaar. Je kon de strips van Lord Listers ruilen. Als je de oude terugbracht had je voor een paar centen weer een ander. En we gingen wel eens naar de bioscoop in Beverwijk. Daar was de en tree maar twee dubbeltjes en dan kon je twee films zien. Door je op het toilet te verstoppen redde je het om drie films voor twee dubbel tjes te zien. Voor de oorlog heb ik ook nog bij een soort padvindersclub gezeten in het huis van Goes. Later kwam De Kern pas. Ik heb als jongetje van een jaar of twaalf ook nog bij de Fanfare Aloysius van Piet Kuijs gezeten waar ik trombone speelde. Ik kreeg eerst les van Piet Lute uit de Burg. Mooijstraat. later had hij daar een winkel. Later werd er Het ouderlijk huis van Siem Scheerman stond op de plaats van de huidige kruising Eerste Groenelaan en Kleihroek. De schuur werd in de hete zomer van 1947 ge bouwd met stenen van afge broken bunkers. Huis en schuur werden in 1965 afge broken. 30

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Jaarboek Oud Castricum | 2000 | | pagina 30