dig turnen, maar toen Klaas Boot Jr, op kwam zetten, turnde hij mij
al snel uit de kernploeg. Hij is later vele keren kampioen van Nederland
geweest. We hadden met VIOS ook een uitwisseling met een ande
re gymclub. Dat kwam door onze ijverige secretaris Jan Kloes, die
plaatste een oproep in een of ander turnblad. De reactie kwam van
een club uit Limburg, Voerendaal, Furenthela heette die. Met een bus
vol jongelui gingen wij daarheen. Voor Voerendaal moesten wij ons
allemaal omkleden in onze gymkleding, jongens en meiden door me
kaar. We wisten niet wat ons overkwam. Een hele optocht stond klaar
om ons in te halen, de fanfare voorop en de schutterij, ook met mu
ziek. Een heel tumult daar. We sliepen bij gastgezinnen. Een of twee
jaar later zijn ze hier geweest, zij hadden alleen een mannenclub. Op
een veld bij Johanneshof hielden we onderlinge wedstrijden. We had
den elk jaar wel buitenoptredens, demonstraties op het Vitesse-ter-
rein bijvoorbeeld, eerst achter garage Kooijman, waar nu Rusthof is.
Later bij de Oud-Haarlemmerweg en toen waar het nu is. VIOS was
een grote club geworden, 500 leden hadden we.
De ouders van mijn vrouw, toen mijn verloofde, werden naar
Wildervank in Groningen geëvacueerd. Half Castricum was al weg.
Maar mijn ouders mochten blijven, omdat ik bij de brandweer was.
Die mensen kwamen dus in Groningen terecht, maar dat was hele
maal niks, zij spraken Greunings en wij Castricums, ze verstonden
mekaar geeneens. Maar haar broer had een comestibleswinkel in de
Pretoriusstraat in Amsterdam. Daar zagen ze de Joden afgevoerd wor
den, verschrikkelijk was dat. Maar daardoor kwamen vele woningen
leeg en haar broer zei: "Kom maar hierheen, die huizen staan toch
leeg." Niet dat alleen gezinnen zover weg moesten, maar ook stelle
tjes werden zo van elkaar gescheiden. Een broer was in Zijdewind
ondergedoken, haar ouders dus in Wildervank en mijn verloofde in
Amsterdam. Toen zijn we in 1944 verloofd. We hebben 6 jaar ver
kering gehad, in 1948 zijn we getrouwd. Er was toen helemaal niks,
huizen al helemaal niet. We hebben eerst nog 4 jaar bij mijn ouders
boven in de Pernéstraat gewoond. Toen zij naar het Schulpstet ver
huisden, kregen wij het hele huis.
In 1941 kwam ik bij de brandweer. We zaten toen in een schuur bij
de N.H.-kerk, naast Eikel de fietsenmaker, waar nu het pleintje is. In
de oorlog werd de boerderij van Cor Groen in brand gestoken als re
presaille. Van de Duitsers mochten wij niet blussen. Pas toen zij weg
waren, konden wij erbij. De boerderij was natuurlijk verloren, maar
het huis bleef behouden. Onder de hooiberg kwamen nog 2 auto's
vandaan, die daar opgeschoten waren. De Duitsers hadden die ge
lukkig niet gezien. Maar ja, die waren nou ook verbrand. Ook in de
Pernéstraat werden drie huizen in de brand gesto
ken. ook als represaillemaatregel. Maar daar kon
den we op de hoek wachten tot ze weg waren. Daar
is alleen de bovenverdieping afgebrand. Later is
het weer helemaal hersteld. De brandweer heeft
ook nog in een schuur aan de Overtoom gezeten en
weer later in de doorrijstal bij de Rustende Jager.
De regen kwam van alle kanten binnen, het dak was
helemaal verrot, bestond alleen uit dakpannen en
geen dakbeschot. Je keek zo door de pannen naar
buiten. Als het geregend had, stond er wel 20 tot
30 cm water in. Met de verhuizing naar de
Brakenburgstraat was dat gelukkig over. Later werd
ik zelf commandant. Eigenlijk wilde ik niet zo graag,
ik had het druk met de zaak. maar ja het komt op
je weg. Burgemeester Smeets, ik was toen al brand
meester, vroeg of ik commandant wilde worden.
11 November 1948: de aankomst van het bruids
paar Tinus Hopman en Agatha Veldt bij het ge
meentehuis met een erehaag van brandweerman
nen.
Daar moest ik wel even over denken, want dat vergde natuurlijk weer
veel tijd. Ik ben het 11 jaar geweest tot 1978. Dat was wel te combi
neren met mijn zaak. Als er wat gebeurde, hoefde ik er toch niet persé
bij te zijn. Dat was niet zo erg als ik er niet was. Een commandant
spuit niet als er brand is. Dat moeten de mensen doen. Als comman
dant was ik de organisator, of directeur, als je wilt. De mensen moes
ten het doen, ik moest ze het vertrouwen geven. Ik stuurde ze naar
cursussen. Castricum groeide en ook het korps breidde zich uit. Toen
ik commandant werd, waren er 14. toen ik vertrok 36 brandweerlie
den. Voor de hoge gebouwen, die hier verrezen, hadden we geen ma
teriaal, nu nog niet. Het gaat daar meer om preventie, mensen moe
ten veilig kunnen vluchten. Het is nu allemaal regionaal geregeld,
dat begon in mijn tijd al. Groot materieel staat ergens centraal klaar.
Dan hoeft niet elk korps over kostbaar materieel te beschikken.
Tegenwoordig moet men heel veel leren. Over ongevallen en ge
vaarlijke stoffen en zo. Het wordt steeds moeilijker om vrijwilligers
te vinden voor het korps, er worden teveel eisen gesteld. Je kan er
pas bij als je 2 jaar een opleiding heb gevolgd, en dat is nog maar het
begin. Zij. die hogerop willen, moeten voor 14 dagen of een maand
naar de brandweerschool. Er zijn bijna geen eigen bazen, of mid
denstanders meer bij het korps. Een uitstervend ras. De meesten zijn
werknemers en werkgevers zijn er niet zo happig op om vrij te ge
ven als er wat aan de hand is. Gelukkig werken nu een aantal men
sen bij de gemeente en Duin en Bosch, die zijn wat makkelijker.
Voor je vrije tijd had je voor jongens vanaf 14 jaar het Patronaat en
de Jozefgezellen. In het huis van Goes. een mooie en grote oude vil
la, recht tegenover het gemeentehuis aan de Dorpsstraat. Daar waar
nu de winkels en de Corso staan. Je kon daar dammen, kaarten, sjoel
bakken en biljarten en zo. Ik ken nog jongens bij mij op de biljart
club. die het daar geleerd hebben en het aardig kunnen. Maar het moet
wel een rot biljart zijn geweest, want ze spelen allemaal keihard. Dat
krijg je er niet meer uit. Op zondag was er dansen bij Willem Beentjes,
café De Vriendschap, later dancing De Oude Schimmel. Ook bij
Eggers in De Rustende Jager. En eens in de zoveel tijd bij Willem
Borst op Bakkum op zondagmiddag, 's Middags had je de vespers
en 's avonds het lof. Na het lof mocht je pas dansen. Op zondag mocht
je voor 12 uur van de kerk geen wedstrijden houden. Het lof was een
prachtige gelegenheid voor de jongens en de meiden om elkaar te
ontmoeten.
Vroeger had je geen vakantie, bij mijn vader in het bedrijf ook niet.
Met de Castricumse kermis kwam de beer los. Want dan kreeg je 3
dagen vrij. Daar werd voor gespaard. De Bakkummer kermis was
maar 2 dagen, zondag en maandag, daar kregen we geen vrij voor.
21