Mevrouw Leitner met de oudste kinderen Norbert en Leo, links Anna Zonneveld-De Graaf (boven). Het gezin Leitner bij de eerste communie van An, v.l.n.r. vader Leopold, tante Anna Zonneveld-De Graaf, moeder Geertruida, tante Annie Travnicek, Norbert en Leo, bruidje An met neefje Gerard Travnicek, Tonnie en René (onder). wind ook. Het hele huis is afgebrand. Toen is mijn vader met zijn tweede vrouw nog een jaar bij een vrijgezel in huis geweest aan de Brakersweg. Hogensteijn heet hij. geloof ik. Binnen een jaar stond er een nieuwe woning. Het staat er nog, daar woont mijn schoon zuster in. Een jaar na de oorlog, denk ik, zijn we uit de Meester Ludwigstraat vertrokken naar de Beverwijkerstraatweg. Mijn oudste zoon woont daar nog nr. 146. Er woonde daar toen een onderwijzer, die wilde graag naar de Jacob Catsstraat. Die van de Jacob Catsstraat, die kwam uit Heemskerk, ene Kluft, die wilde naar de Meester Ludwigstraat. En wij wilden dus graag naar de Beverwijkerstraatweg, weer lekker vrij wonen. We moesten dus met zijn drieën tegelijk 's morgens om half acht verhuizen. Alles op de paard en wagen, we hadden natuur lijk niet zo veel. Mijn man had toen een leesportefeuille en was ver tegenwoordiger langs de weg. hij was geen type om bij een baas te werken. Maar ja, mijn man was pas vijftig toen hij overleed, aan hoge bloeddruk. Tegenwoordig heb je daar pillen voor. Mijn vader is bijna 90 geworden, hij was een zorgzame man, wat hadden wij een goed kosthuis thuis. Hij kocht een geit en slachtte die. dan moesten wij na schooltijd hier en daar vlees brengen, de helft hield hij zelf. In de Bakkummerstraat hadden we achter het huis ook wel varkens liggen en als hij er vier had, had hij er een voor ons ei gen. Het slachten moest in huis gebeuren, dan ging het vloerkleed voor de ramen, ging mijn vader buiten kijken, of je wat kon zien. Een keer zei Bleijendaal. de politie-agent: "Toon, je ben wel verraden, je moet we! voorzichtig wezen. Er is net een jonge politie-agent. Tol heet ie, die vertrouw ik nog niet, we moeten eerst effies afwachten of hoe die is." Ik heb nooit gezien of ze vlees van vader gehad hebben, maar dat is natuurlijk wel eens gebeurd. Ze kwamen altijd door de week een koppie halen, het was altijd heel ge moedelijk. Ze kwamen graag bij vader, die was hu moristisch, kon leuk vertellen, had ook wel wat meegemaakt natuurlijk. Om de hoek aan de Vinkenbaan was de winkel van Nanne, moest ik vaak heen om klompen te passen, boven op zolder. Ze verkochten van alles, potten en pannen, groenten, van alles. Ze ventten ook langs de deur. Ja, al die huizen aan de Vinkebaan, de Zanderijweg, de Bakkummerstraat en de Mient. alles werd gesloopt door de Duitsers. We hadden thuis een hele diepe tuin, mijn vader heeft daar nog een tweede huis op laten bouwen, dat verhuurde hij. Daar heb ik als jong kind ook nog in gewoond, ik was denk ik, zeven of acht jaar. Twee bedste den in de kamer, het was maar een klein huisje. Het waren dubbele bedsteden, de meiden onder en de jongens boven. Vader en moeder in de ene bedstee en wij in de andere, allemaal in een kamer. Er was nog geen leidingwater, we hadden een pomp thuis. Ik herinner me nog goed dat we leidingwater kre gen, een kraan in de keuken, wat een weelde. Toen vader zijn vaste aanstelling bij Duin en Bosch kreeg, kreeg hij zijn pensioenpremie terug, die hij zelf be taald had. Toen gaf hij mijn moeder een wasma chine met een houten kuip en een motor, die hoog boven aan de muur hing. Een losse motor dus, dat was het begin van de electrische was machine, met zo'n vliegwiel aan de kant en daar die riem op, dat was toentertijd een hele luxe. Zondagsavonds zei mijn vader tegen mij: "Geertje staan wij morgen vroeg op, doen wij de was voor moeder." Dan lag de was, als hij om half acht naar Duin en Bosch ging. al op de bleek, achter het huis, als het mooi weer was natuurlijk. We brachten onze vrije tijd heel anders door, dan nu, als het donker was zat je in huis. Wij hadden het thuis altijd gezellig, spelletjes doen. Nadat ik van school kwam, elf of twaalf jaar. moest ik bij de nonnen op naailes en dan 's avonds thuis kleren verstellen. Om negen uur zei moeder altijd: "Doe nou de naaimachine maar weg, gaan we een potje kaarten." Pandoeren deden we, maar alle spelletjes deden we. Een paar jaar geleden heb ik het nog gedaan, ik zat er zo weer in. Ik bridge nu. na 7 weken les, ging ik naar een bridgeclub, tegenwoor dig gaan ze een jaar naar les en kennen ze er nog niks van. Wij zijn er van jongs af mee opgevoed. Je had hier vroeger 3 politie-agenten, Koelewijn, Bleijendaal en Gorter. Twee keer in de week kwamen ze bij ons met zijn tweeën pandoeren, op dinsdag- en vrijdagavond. Dan zei Bleijendaal: "Toon het is kwart voor elven, dit is de laatste ron de, want we moeten ons nog afmelden." We moesten altijd lopen of op de fiets. Buiten het dorp kwam je bij na niet. Ik ben nog wel met de stoomtram geweest, logeren, in Alkmaar stond oom Jacob Leijen. die had een boerderij aan de Kerkedijk in 18

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Jaarboek Oud Castricum | 2000 | | pagina 18