was toen al kinderbijslag bij. Toen ik 18 was en ook bij Duin en Bosch werkte, hoorde ik die verpleegsters mopperen, want die moesten meer betalen voor de kinderbijslag van een ander: "Grote gezinnen en wij maar betalen." Ik denk dat het 1942 was dat de Duitsers, ik was toen zelf al getrouwd, het huis gevorderd hebben, dat gesloopt moest worden. Mijn man kwam uit Oostenrijk, hij was Wener. Er kwam een hele trein vol Oostenrijkers, verschillende zijn hier gebleven, zijn halfbroer Travnicek woont nog aan de Dorpsstraat. Mijn man heeft zijn vader niet gekend en zijn jongste broer is in de oorlog gesneuveld. Er was geen eten toen in Wenen en een hele trein vol is hier gekomen, ze werden overal naar toe gebracht. Van de hon ger kwamen ze hier. Mijn man is hier blijven hangen, is bij een neef van mijn vader thuis gehaald aan de Beverwijkerstraatweg. Toen hij 18 was, is hij nog eens terug geweest naar zijn moeder. Wij hebben wel 10 jaar verkering gehad, uit en aan. In die jaren 1933 was er geen toekomst. Hij had graag willen studeren, meester Van Westen zei. dat hij kon worden wat hij wou, maar tante en oom, zijn pleegouders zeiden: "Maar daar hebben we hem niet voor hier gehaald, hij moet maar op de tuin." Zo ging dat vroeger, maar je krijgt later toch de brokken naar je kop. Je had toen niks in te brengen. We hebben de eerste tijd in Rotterdam gewoond, want mijn man was toen van huis gehaald, hij had zich niet eerst gemeld voor de Duitse dienst. Het was al oorlog in 1942. Hij is toch maar gegaan, want zijn leven stond op het spel. Later is hij gedeserteerd, hij moest naar Rusland. Van zijn treinkaartje heeft hij in plaats van 'Rusland', 'Holland' gemaakt. Bij kennissen in Amsterdam heeft hij zijn Duitse militaire pak uitge trokken en is in burger lopend thuis gekomen. Dat was toen al in Castricum, want hij had gezegd, dat ik terug moest naar Castricum. ik had in Rotterdam niks te zoeken met al die bombardementen. Ik kreeg van de gemeente een huis in de Meester Ludwigstraat. Ik heb de Sicherheitsdienst aan de deur gehad. Ik hoorde al een zijspan, ik dacht: "Dat zijn militairen," want je leefde toen natuurlijk onder een spanning. In Duitsland haalden ze zelfs de vrouwen op. het was oor log. Wat ik toen gedurfd heb, je speelt met levens. Mijn salaris werd stopgezet, maar ik moest toch leven, ging ik op de fiets naar de Ortskommandantur in Alkmaar voor mijn centen. Ik heb tegen nie mand verteld, dat mijn man gedeserteerd was, zelfs eigen ouders en broers en zusters wisten het niet. Alleen Jaap Castricum, de slager, die kon je een mes op zijn keel zetten, die zei niks. Ik ben naar ka pelaan Van der Zalm gegaan en heb voor mijn man een onderduik adres gezocht in De Noord. Later is hij thuis gekomen. De buren wis ten ook niet dat hij thuis was, hij zat al die jaren boven. Toen die Sicherheitsdienst kwam. lag in het keukentje te dweilen, hoorde ik die motor al komen. Er werd gebeld en gebonsd op de deur, een sol daat met geweer in de aanslag achter in de tuin, de tweede voor en de derde in huis. Als hij toen al thuis was geweest, had hij nooit weg kunnen ko men. Ik heb zo twee keer de Sicherheitsdienst in huis gehad, daar krijg je de zenuwen van. ik dacht straks nemen ze mij nog mij en ik had al twee jon gens. Ik werd ook over mijn man uitgehoord. Ik reed een keer met Jan Tervoort, de commies, uit Alkmaar vandaan op de fiets en die vroeg: Hoor je nog wel eens wat van je man, Leo Ik zei: "Nee, als ze in Rusland net zo'n hekel aan die moffen hebben, als hier de Nederlanders, dan heb ben ze hem al lang in een graf gedouwd, zie ik hem nooit meer." Dat zei ik toen altijd. Via kennissen kreeg ik van Klaassen. de postkantoorhouder, een brief om even langs te komen. Hij zei: "Mevrouw Leitner, komt U even mee, ik heb de Sicherheits dienst hier gehad, ik moet alle post aan u geadresseerd, doorsturen, kan daar wat in staan?" Ik zei, dat ik het aan niemand over mijn man verteld had. Later kwam ook Jan Rozing. die mij een paar keer test te. Weer later kwam Klaassen op bezoek, die met mij wilde praten. Hij zeiWe hebben u al zo vee! keren getest, zou u niet bij ons in de ondergrondse willen komen? U bent er een type voor." Maar daar begon ik niet aan. Mijn man had tijdens zijn onderduikperiode de naam Gerrit Vingerhoed. Toen de oorlog voorbij was en de buren merkte, dat mijn man al die tijd thuis was geweest, vroegen ze zich af hoe ik dat zo lang had stil kunnen houden. Ook mijn ouders, broers en zusters wis ten van niks. Er zat in het Gemeentehuis een van de ondergrondse, die opgepakt was, die wist op een zondag te ontsnappen. Hij vloog over de Schoolstraat, over de tuinderijen daarachter en komt bij Jo van Gerard Tromp aan de Nuhout van der Veenstraat 44. Jo staat in de keuken, dat die man bij haar de keuken in vluchtte. "Mevrouw, ben ik hier goed, wil u de hark nemen en mijn voetstappen wegnemen? Mag ik het huis verkennen, wilt u de deur op slot doen?" Hij was in alle sta ten. Zij ging naar kapelaan Van der Zalm. die zei: "Geef mij je sleu tel en ga naar je zuster." Dat was ik dus. Sientje Veldt van de Kooiweg, had een dochter, die is hem 's avonds komen halen alsof ze een ver liefd stelletje waren. Het was toen heel wat voor het dorp. het was helemaal afgezet, ook veel mensen op straat, er werd verteld dat hij gegrepen was en meer van die verhalen. Na de oorlog is hij nog langs geweest om te bedanken. De Duitsers zaten in de oorlog in de Openbare Lagere School aan de Bakkummerstraat, schuin tegenover het huis van mijn ouders, ze kwamen bij ons thuis, melk halen. Het waren Duitse bezettingstroe pen, allemaal Duitsers boven de 40, die de oorlog ook niet wilden. Het waren gewone getrouwde mannen, die bij ons aan huis kwamen. Een keer in de week ging ik naar Bakkurn moeder helpen, dan had ik een Ausweisz. Na de sloop van het huis. hebben vaderen moeder tijdelijk aan de Breedeweg gewoond. Vader had wat koeien, die in een houten schuur bij de boerderij van Cor Poel stonden, waar nu het zwembad is. Toen het vrede was, gingen vader en moeder weer te rug naar Bakkurn in een huis naast Streuli, want het huis was weg. Daar hebben ze nog een jaar gewoond en toen kregen ze een boer derijwoning aangeboden aan de Brakersweg met een mooi stuk grond erbij. Het is gebeurd op 29 januari, dat weet ik nog zo goed want mijn schoonzuster was jarig. En daar zaten mijn vader en moeder, zijn tweede vrouw want mijn moeder was overleden. Toen was Lou nog thuis, was buiten bieten aan het snijden in een mand. Hij kijkt op en denkt: Tjeemes God, waar komt die rook vandaan." Dat was uit de boerderij van mijn vader, daar had hooi gelegen, te broeien natuur lijk. De boerderij was in de fik gevlogen en er was toch nog flink Leopold Leitner op de hoek van de Burgemeester Mooijstraat en de Dorpsstraat. 17

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Jaarboek Oud Castricum | 2000 | | pagina 17