Dorpsgenoten kijken terug op de 20e eeuw
Bij de overgang van de 19e naar de 20e eeuw was het leven nog een
voudig en vol zekerheden. De kerk had grote invloed op het geeste
lijke en sociale leven van de dorpelingen. Kleine gebeurtenissen en
de dingen van alle dag bepaalden het leven. Er waren nog geen mas
samedia. die de dagelijkse gang konden verstoren.
De geïnterviewden maakten de komst van elektriciteit, waterleiding,
auto's, telefoon en televisie mee. De 2e Wereldoorlog maakte een
abrupt einde aan het rustige dorpsleven. De gedwongen afbraak van
een groot deel van het dorp en de daaropvolgende deportatie van
dorpsgenoten waren traumatische ervaringen. Door de na-oorlogse
herbouw en dorpsuitbreidingen veranderde Castricum volkomen en
werd onherkenbaar. Hoe Castricummers het leven van toen en de
veranderingen hebben ervaren, vertellen 6 mannen en vrouwen open
hartig in de volgende interviews.
De samenstellers: Frans Baars en Niek Kaan
Mevr. G.M. Leitner-De Graaf, geboren 12-6-1913
We woonden aan de Bakkummerstraat door de bocht van de
Vinkenbaan tegenover waar nu het huis van Boddeke is. Schuin te
genover ons was het padje naar Duin en Bosch. En schuin tegenover
ons woonde een weduwe en die vrouw had 9 kinderen en vroeger
had je geen weduwenpensioen en die heb toen daar een kruideniers
winkeltje gemaakt. Dat mens moest toch ergens van leven. Maar die
kinderen gingen daar allemaal dood aan TBC. Dat was voor de oor
log. Trien had nog verkering met die uit Heemskerk, ik zie ze nog zo
wandelen, maar Trien ging ook aan TB dood. Piet lag thuis in een
tent en dan moest ik van moeder Piet opzoeken en ik mocht niet zeg
gen, dat zijn zuster dood was. Mijn vader werkte aan Duin en Bosch,
daar heeft hij veertig dienstjaren gehad. Mijn moeder, Regina Mors
van Heiloo is op zestigjarige leeftijd overleden. Hoge bloeddruk, net
als mijn man, was met 50 jaar weg, toen had je geen pillen. Ik ben in
1913 geboren en ben op school begonnen bij meester Nijsen in de
school die nu nog bestaat aan de Bakkummerstraat, De School met
den Bijbel. Ik ben daar maar koit geweest, want toen is de R.K.-school
gebouwd. Toen moesten we lopend naar Castricum. Ik weet niet veel
meer van de school af, ik ben er weinig geweest, ik was de oudste
thuis, moeder helpen. Op 12 juni was ik jarig en werd ik twaalf en
dan mocht je er niet af, dan moest je de zevende klas doorlopen, die
kwam toen net uit. Maar er was helemaal geen zevende klas, moest
je gewoon in de zesde klas blijven. Ik was de oudste van het gezin
en mijn moeder naar zuster Maria-Cornelia, want toen waren het nog
allemaal nonnen. Die zei, als ik af en toe maar op school kwam, dat
ze geen last kreeg met de inspecteur van het onderwijs. Ik ben er na
tuurlijk weinig geweest, want ik was altijd thuis. In de lagere klas
sen moest ik ook vaak verstek laten gaan.
Ik heb nog eens een keer met een verbrand been gezeten, daar heb ik
3 maanden mee gezeten. Was ik nog een kind, moeder helpen op
maandag. Nou had je in de keuken zo'n fornuis staan en daar stond
zo'n grote ketel op met water met zo'n hengsel. Zwaar waren die
krengen vroeger. Dan zei mijn moeder: "Lekker opstoken hoor, want
ik zit er op te wachten." Ik er hout in gedaan en het kookte zo. Ik was
een jaar of tien, jonger misschien nog wel. Wil ik met die ketel naar
die schuur gaan. Want we hadden zo'n achterend en ik kon niet over
die ketel kijken, dat daar klompen voor liggen. De hele ketel met ko
kend water over mijn been. Want ik had meteen die ketel weer met
koud water gevuld en op gezet. Toen kwam mijn moeder kijken, stond
ik te springen in de kamer, was ik aan het vegen met stoffer en blik,
huppelend van de pijn. Was ik eerst nog in een emmer koud water
gestapt bij de pomp. Mijn oudste broer heeft mij op de handkar naar
dokter gebracht. Daar heb ik nog 3 maanden mee gezeten, maar ik
ben nooit op school blijven zitten. Dat wilde ik ook niet, want toen
ik van school af was, wilde ik graag leren, ik wilde graag verpleeg
ster worden, Een draai voor mijn harses kreeg ik van vader, toen ik
3 keer zeurde. Moeder helpen, afgelopen. We waren thuis met 8 kin
deren, ik had vier broers en drie zussen. Armoede hebben wij niet
gekend, we hadden een heel zorgzame vader.
In de 7.omer ging ik op de tuin aardbeien plukken bij de Schermertjes,
bij Piet aan de Groenelaan en Dorus, die had een fouragehandel op
Bakkum. Die had achter zijn huis ook een paar akkers met aardbei
en en ook een paar aan de Ruiterweg. In het voor
jaar was het vuil wieden. Ik was vaak niet op school,
zat ik bij Dorus op stang op de fiets, 's morgens
om 8 uur als de kinderen naar school gingen. Die
riepen: "Ik zal zeggen dat je niet ziek ben." Dorus
was blij met me. kreeg regelmatig een reep cho
cola. We gingen met Dorus een dagje naar
Volendam met zijn vrachtwagen, kisten erop, dat
was toen toch wat, zo'n uitje. Ik heb ook wel bij
die jongens van Liefting gewerkt aan de Zanderij.
Armoede hebben we niet gekend. Ik kan me her
inneren, dat mijn vader thuis kwam met zijn loon
zakje, schudde dat uit boven tafel. Zei moeder:
Dat is ook geen geld, 3 gouden tientjes en 6 zil
veren guldens." Toen had hij toch al 36 gulden bij
Duin en Bosch, terwijl die van Steeman op de
Linoleumfabriek met 28 gulden thuis kwam. Er
Links staat Leopold Leitner voor het huis van zijn
pleegouders Anna Zonneveld-De Graaf en Teun
Zonneveld, rechts staat Nel Glorie.
16