moest men het graan met de hand dorsen. Men zorgde voor het ei gen voedsel en voor dat van het vee. De dagelijkse kost bestond uit brood, pap, peulvruchten, vlees en vis. Voor de steden behoefde niet geproduceerd te worden, want die kwamen pas in de 12e - 13e eeuw tot ontwikkeling. De ongeveer 30 meter lange woonstalhuizen be stonden uit een houten skelet waarvan de dubbele rij staanders, die het dak droegen, en de wandpalen direct in de grond stonden. De vlechtwerkwanden waren met klei of leem besmeerd. Mensen en die ren verbleven onder één dak. Het vee stond, in tweetallen tussen schei dingswandjes. met de koppen naar de buitenwand. Het boerengezin beschikte over uiterst eenvoudige handgevormde kookpotten met een bolle bodem, die daarom ook wel kogelpotten worden genoemd. Om te koken werd de pot met de bolle bodem in de hete as van het vuur gezet. Dit vuur was midden in de woonruimte gesitueerd. De rook moest z'n weg maar vinden door de kieren of een gat in het dak. Het gebruik van baksteen verspreidde zich pas vanaf 1200 vanuit Noord- Nederland over het gehele land. Omstreeks het jaar 1000 oefenden veel boeren als onvrijen (horigen of lijfeigenen) hun bedrijf uit op andermans grond en vielen zij on der juridische zeggenschap van de grondbezitter. Een deel van de oogst moest dan ook worden afgestaan aan de landheer of het kloos ter. Voor het grootste gedeelte behoorde het land toe aan de vorst, die daarvan delen aan kloosters schonk of aan zijn getrouwen (de graven) in leen gaf. De graven op hun beurt gaven weer gronden in leen uit aan machtige leken, veelal vrijen of adellijken. Hieruit ont stond de leen- of landadel. De edelen bezetten de maatschappelijke posities en namen deel aan de rechtspraak. Als tegenprestatie voor deze verworven status trokken zij als vazallen van de graaf ten strij de om het rijk tegen invallers of tegen ongewenste machtswelluste lingen te beschermen. De adel was dus (ook) een militaire stand. Toen de ontginningen, vanaf het begin van de 11e eeuw, ter hand werden genomen, trad in de bestaande verhouding horigen en land heer een beslissende ommekeer op. De nieuwe kolonisten waren vrij en, die zich niet aan het gezag van een grootgrondbezitter hoefden te onderwerpen, maar uitsluitend de autoriteit van de landsheer - in Kennemerland de Hollandse graaf- moesten erkennen en alleen aan hem belastingplichtig waren. Naarmate de kolonisatie vorderde, kreeg de emancipatie van de boeren een algemeen karakter, waardoor ook de horigheidsverplichtingen op de oude grond vervielen. Herendiensten en andere verplichtingen werden omgezet in jaarlijkse pachtsommen. Omstreeks 1150 komen we de namen van het geslacht Egmond, Brederode en die van de heren van Oud Haerlem en Heemskerk te gen. Zij hadden zich meer en meer van de stand van de vrijen afge scheiden, waaruit zij waren voortgekomen. Hun macht werd uitge drukt in eigen kastelen. De vrijgeboren boer, die zich niet aan de krijgsdienst wijdde, ontving de naam van 'welgeboren'. Het zal dui delijk zijn dat de vrije landbouwer bij de opkomst van de adel zeer in aanzien begon te dalen. Ernst Mooij Bronnen: Adriani. Dr. M.J., e.a.. Ontdek de Duinen. Amsterdam-Hilversum 1980. Benthem, H. van. Geschiedenis van het oude Heemskerk, 1956. Bremer, Drs. J.T., De legenden rondom de Zanddijk bij Egmond: een poging tot interpretatie, Aikmaars Jaarboekje 6, Alkmaar 1970. Cock, J.K. de, De wateren rond Egmond van de Romeinse tijd tot omstreeks 1300, Aikmaars Jaarboekje 3, Alkmaar 1967. Cordfunke. E.H.P.. Opgravingen in Egmond. De abdij van Egmond in historische archeologisch perspectief, Zutphen 1984. Danner, H.S. e.adie water keert, 800 jaar regionale dijkzorg in Hollands Noorderkwartier, Wormerveer 1994. Es, W.A. van en Hessing. W.A.M. (redactie). Romeinen, Friezen en Franken in het hart van Nederland, Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek, Utrecht 1994. Groesbeek, Mr. J.W.. Middeleeuwse kastelen van Noord-Holland, Rijswijk 1981. Hof, J.. De abdij van Egmond van de aanvang tot 1573, Hollandse Studiën 5, 's-Gravenhage-Haarlem 1973. Manning, Dr. A.F. e.a.. Erfgoed van Nederland, Amsterdam- Brussel 1979. Manning, Dr. A.F., Op zoek naar het alledaagse Vaderland, Amsterdam 1975. Scholtens. H.J.J.. Uit het verleden van Midden-Kennemerland, Den Haag 1947. Westenberg. J.. Kennemer dijkgeschiedenis, Amsterdam-Londen 1974. Vóór 1300 vormden de meeste huizen qua constructie varianten op dit prehis torisch basismodel.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Jaarboek Oud Castricum | 2000 | | pagina 14