De Sint-Adelbertusakker. Op deze historische plek werd omstreeks 740 de geloofsverkondiger Adelbertus begraven. Boven zijn graf werd een houten kerk gebouwd. Toen in de 10c eeuw zijn gebeente naar het naburige klooster werd overgebracht, zou op de plaats van zijn graf een bron zijn ontsprongen. hadden de Hollandse graven het recht om 'advocati' (voogden, be schermers) aan te stellen. Of hiertoe al direct bij de stichting van het klooster is overgegaan, is niet bekend. Zeker was dat deze taak al leen effectief uitgeoefend kon worden door een machtig edelman, die een kasteel en veel landerijen en goederen bezat. Daarvoor kwam De ligging van het houten klooster ten opzichte van de eerste ste nen abdijkerk. De ligging van het graf van Dirk 1 en zijn vrouw is aangegeven. schenen en haar opdroeg er voor te zorgen dat zijn gebeente zou wor den opgegraven. Zij zou de graaf daarop hebben meegedeeld dat de stoffelijke resten van Adelbertus volgens een haar gezonden hemel se boodschap op een andere, meer gewijde plaats, moesten worden begraven. Dirk I, waarschijnlijk de zoon van voornoemde Dirk, sticht te te Hallum, het latere Egmond, een houten nonnenklooster. De bouw van dit klooster heeft waarschijnlijk tussen 928 en 939 plaatsgevon den. Aan de hand van summiere opgravingsgegevens wordt gecon cludeerd dat het een gebouw van niet al te grote omvang geweest zal zijn (10,5 x 24 m buitenmaats), waarin slechts een klein aantal non nen kan hebben gewoond. Na de voltooiing van dit klooster werd het gebeente van de apostel daarheen gebracht. Toen men het gebeente van de apostel had opgegraven, ontstond op de plaats van zijn oor spronkelijke graf een heldere bron. Volgens Ruopert, een monnik uit Mettlach bij Trier, die ruim twee eeuwen na de dood van Adelbertus in de 'Vita S. Adelberti' het leven en de wonderen van Adelbertus heeft beschreven, was de bron een toevluchtsoord voor allen die ge nezing zochten. De Sint-Adelbertusakker met de Sint-Adelbertusput te Egmond-Binnen doen ons vandaag de dag nog aan deze zendeling terugdenken. Het nonnenklooster heeft niet lang bestaan. Rond 950 werd dit houten klooster door Dirk II vervangen door een mannenklooster met een ste nen kerk. De streek zou voor de nonnen te onveilig zijn geweest. Het klooster, privé-bezit van de graven van Holland, groeide uit tot de abdij van Egmond, een centrum van cultuur met een rijk bezit aan handschriften. Het was óók lange tijd de begraafplaats van de leden van de grafelijke familie. Na 1100 verschoof het grafelijk centrum naar de ridderhof in Den Haag en werden de leden van de grafelijke familie bijgezet in de abdijkerk van Rijnsburg bij Leiden. Toen Dirk I in de 10e eeuw het klooster te Egmond stichtte, had hij daarover volledige zeggenschap; hij was immers eigenaar. Het kloos ter lag op de grens met 'vijandelijk' gebied (West-Friesland) en had voortdurend bescherming nodig. Op grond van hun eigendomsrecht maar één geslacht in aanmerking, dat van de later zo genoemde he ren van Egmond. In het begin van de 12e eeuw werd de kleine abdijkerk vervangen door een grotere. Noordelijk daarvan verrees de Buurkerk als pa rochiekerk. In 1140 vond de overdracht van het klooster aan de pau selijke stoel plaats. Graaf Dirk IV, op doorreis voor een pelgrims tocht naar het Heilige Land, verrichtte de overdracht in Rome per soonlijk. Zo werd het klooster aan de invloed van de Utrechtse bis schop onttrokken. Ook na 1140 bleven de graven zich voor het wel zijn van de abdij van Egmond interesseren, traden zij namens de paus op als 'advocati' en stelden zij op hun beurt de heren van Egmond als 'sub-advocati' aan, maar later ontstond toch een verwijdering. De abt trok de benoeming van de 'advocatus' geheel naar zich toe en werd de advocatie in erfelijk leen gegeven aan het geslacht Egmond. In plaats van voogden over de abdij waren de heren van Egmond die naren geworden. Spanningen tussen de abten en de heren van Egmond bleven niet uit. Het verval van de abdij was al ingetreden voordat deze op 7 juni 1573 op last van Sonoy in brand werd gestoken. Hetzelfde lot trof het Slot aan de Hoef. Met deze daad werd voorkomen dat de Spaanse vijand zich er kon legeren. Aan de in de jaren 1933-1935 opgegraven funda menten is te zien, hoe groots het kasteel Egmond geweest moet zijn. Het middeleeuwse kustlandschap Het Kennemer kustlandschap bestaat, zoals ook in het artikel 'Castricum in het jaar 0' werd uiteengezet, uit een drietal strandwal- len. De meest oostelijke, een smalle rug. strekt zich uit van Uitgeest tot en met St.-Pancras. De middelste is die van Limmen-Alkmaar. De meest westelijke loopt van Noord-Bakkum naar Bergen en is door de jonge duinen overstoven geraakt. Strandwallen zijn restanten van voormalige kustlijnen. Deze zandgronden, vanouds geschikt om te 10

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Jaarboek Oud Castricum | 2000 | | pagina 10