de invasie sterk toe. Inkwartieringen en ook vorderingen van mensen en materiaal waren aan de orde van de dag. De geallieerde invasieplannen wisselden een aantal malen. Aanvankelijk plande men een simultane landing in het Eems- Dollard gebied en in Zeeland. Ook een lan ding op de Waddeneilanden is overwogen. De Schotse generaal Sir Ralph Abercromby die de aanval zou gaan lei den, wilde echter maar op één plaats lan den namelijk op de Zuid Hollandse eilan den, zo dicht mogelijk bij het regerings centrum Den Haag. Dit plan werd vlak voor de landing, de invasievloot was al in zee, gewijzigd. Men zou aan land gaan in de Kop van Noord Holland. De redenen waren begrijpelijk: le De navigatie in de rivierendelta was moeilijk en men beschikte niet over goe de kaarten en bekwame loodsen. 2e De vestingsteden Brielle en Hellevoetsluis hadden sterke garnizoenen. 3C De Russen hadden een geschikte de- barkatiehaven nodig. 4e De Bataafse vloot. De Bataafse vloot was een belangrijk element in het machtspel van Engelsen en Fransen rond de Bataafse Republiek. De Bataafse vloot had ondanks verval en de slag bij Camperduin nog steeds een ge duchte reputatie en men herinnerde zich nog steeds Tromp en De Ruyter, Sole Bay en Chatham. Na Camperduin was de vloot weer opgebouwd. De officieren waren grotendeels vervangen door be kwame, meestal Oranjegezinde officieren. Voor Frankrijk was de Bataafse vloot een belangrijke factor in hun strijd met de Fransen met als inzet maritieme macht, voor de Engelsen vormde met name het Texelse eskader een bedreiging voor hun amfibische plannen. Geruime tijd voor de invasie bestonden er geheime contacten tussen de erfprins van Oranje enerzijds en een aantal opperofficieren en scheepskapiteins anderzijds. Een muiterij werd beraamd die plaats zou vinden op het moment dat de Britse vloot voor Den Helder zou verschijnen. De Bataafse admiraal Storey, die loyaal was aan de Bataafse zaak, zou gedwongen worden de Oranjevlag te hijsen. Inmiddels gelande troepen zouden zo snel mogelijk de kustbatterij- en onschadelijk moeten maken zodat de Bataafse vloot zich onge hinderd bij de Engelsen zou kunnen voegen. De Landing De invasietroepen embarkeerden van 9 tot 12 augustus 1799 in de havens van Zuid-Oost-Engeland en de Theemsmonding en op 13 au gustus koos de invasiemacht zee. De vloot werd gecommandeerd door admiraal Mitchell, bevelhebber van de landstrijdkrachten was de al eerder genoemde Schotse generaal Sir Ralph Abercromby. Beiden waren niet optimistisch gestemd over de goede afloop van de operatie door de nogal vage plannen en de slechte voorbereiding. Het weer was buitengewoon slecht, het konvooi kreeg onderweg twee zware stormen te verduren. Op 19 augustus verscheen een Brits es kader voor Den Helder. Daendels, de Bataafse opperbevelhebber, admiraal Storey, bevelhebber van de Bataafse vloot en ook de mili taire commandant van Den Helder werden gesommeerd zich te stel len onder het wettig gezag van de Stadhouder. Deze had op 28 juli vanuit zijn residentie te Hampton Court een proclamatie doen uit gaan waarin de bevolking van de Republiek werd aangespoord de vijand te verdrijven en zich te stellen onder zijn gezag. Deels via Orangistische kanalen maar ook openlijk werd het document ver spreid. Het effect zou nihil zijn. Het verschijnen van de Engelsen voor de Noord-Hollandse kust ver De Franse opperbevelhebber Brune tijdens de 'Slag bij Castricum' schafte Daendels zekerheid omtrent de lan dingsplaats. Hij dirigeerde zo snel moge lijk al zijn beschikbare troepen naar de Noordkop. Storey trok zijn vloot terug in de Vlieter, een smalle geul oostelijk van Wielingen. Brune, de Gallo-Bataafse op perbevelhebber, werd gewaarschuwd; hij geloofde echter nog steeds niet dat de aan val in Noord-Holland zou komen De landing vond plaats in de vroege och tend van 27 augustus plusminus twee kilo meter ten noorden van Groote Keeten op de smalle strook duinen, die De Zijpe ver bond met Huisduinen en Den Helder, ten oosten begrensd door het wadden- en kwel- dergebied van het nog niet ingepolderde Koegras Daendels, bevreesd voor een moordend dekkingsvuur vanaf de vloot, besloot om het centrum van zijn verdediging slechts te laten bezetten door een scherm van twee jagerbataljons. De gelande troepen moesten van twee kanten worden aangevallen. Vanuit het noorden door het gar nizoen van Den Helder versterkt met drie infanteriebataljons en twee cavalerie-eskadrons, het geheel onder commando van de brigadege neraal Van Guéricke. Vanuit het zuiden zouden de invallers aange vallen worden door een troepenmacht van drie infanteriebataljons en twee kanonnen van de rijdende artillerie. Het geheel stond opgesteld ten noorden van Callantsoog onder bevel van de kolonel Crass. Crass zou versterkt moeten worden door de brigade van Van Zuylen van Nijevelt die opmarcheerde via Beverwijk en Alkmaar. Daendels had zijn hoofdkwartier in Schagen en leidde zelf de aanval vanuit het zui den. Ondanks zware zeegang wisten de Engelsen 7.000 man aan wal te roeien. Door de branding verliep e.e.a. nogal chaotisch, landingsbo- ten landden niet op de bestemde plaatsen en de regimenten raakten door elkaar. Toch slaagden de officieren erin de troepen in ge vechtsopstelling te formeren en de Bataafse jagers uit de duinen te verdrijven en de Zanddijk te bezetten. Binnen enkele uren hadden de Engelsen een solide bruggenhoofd in handen en was Den Helder af gesneden van de hoofdmacht. Daendels aanval vanuit het zuiden werd. weliswaar met grote moeite, afgesneden en de aanval vanuit het noorden mislukte compleet door gebrek aan communicatie met de hoofdmacht. Oprukkende troepen vluchtten het Koegras in. De eerste oorlogsdag verliep voor Daendels en zijn Bataven desas treus. De Engelsen bezetten een stevig bruggenhoofd en hadden 's avonds 12.000 man aan land. Het Bataafse front miste elk verband: de Helderse bezetting in het noorden afgesneden van de hoofdmacht, in het centrum de troepen in het moeras en in het zuiden een zwakke linie tussen Callantsoog en Schagen. Daendels, waarschijnlijk in pa niek, besloot Den Helder te ontruimen en beval zijn troepen gedekt door de duisternis zich via het moeras te voegen bij de hoofdmacht. Vervolgens ontruimde hij de Noordkop en vormde op 30 augustus een front ten oosten van Alkmaar tot Avenhorn. De linkervleugel tus sen Alkmaar en de Noordzee was inmiddels bezet door Brune en zijn ijlings toegesnelde Fransen. Het optreden van Daendels tijdens de eer ste oorlogsdagen en zijn beslissing het gehele noorden te ontruimen, werd hem door Brune en zijn Fransen hoogst kwalijk genomen. Gedurende de komende campagne genoot Daendels niet meer het ver trouwen van de opperbevelhebber en werd hij steeds gedirigeerd naar de rechtervleugel van het front, daar waar de strijd het minst hevig was en waar hij naar de mening van Brune weinig schade aan de Gallo- Bataafse zaak zou kunnen berokkenen.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Jaarboek Oud Castricum | 1999 | | pagina 6