De Engelse luitenant-generaal Sir Ralph Abercromby, bevelhebber van de Engelse landstrijdkrachten. deel van Italië en ook de linker Rijnoever waren reeds onder Franse invloed en ook een groot deel van de Ionische eilanden. Nog riskanter werd het in het oostelijk bek ken van de Middellandse Zee, toen Bonaparte op 19 mei 1798 vanuit Toulon met een vloot in zee ging koers Egypte. Toen bekend werd dat de Franse invasie- vloot op de rede van Aboukir was vernie tigd door de Engelse vloot, aangevoerd door Floratio Nelson, was dit voor Oostenrijk aanleiding weer toenadering tot Engeland te zoeken. De nederlagen tijdens de Italiaanse campagne van '95/'96 waren zo onverbrekelijk verbonden met Bonaparte, dat zijn gedwongen verblijf in Noord Afrika - dat best wel eens lang zou kunnen gaan duren - de Oostenrijkers met hoop vervulde. Ook de Russen traden toe tot de coalitie. Zij waren bang voor Franse expansie in een gebied dat traditioneel onder Russische invloed was. Ook vreesden zij opkomend nationalisme en streven naar onafhankelijkheid in de door Rusland bezette gebieden. In Silezië was het reeds tot een opstand gekomen. Ook Oostenrijk vreesde soortgelijke toestanden in Centraal Europa. Tsaar Paul de Eerste was bovendien grootmeester van de Maltezer Orde. Het feit dat Napoleon op zijn reis naar Egypte en passant Malta bezette, bracht Rusland en zijn tsaar definitief in het geallieerde kamp. De Tweede Coalitie die eind 1798 tot stand kwam was de onwaar schijnlijke combinatie van Engeland (nog in oorlog met Frankrijk), Oostenrijk (erop uit de schande van Campo Formio uit te wissen en uit op gebiedsuitbreiding in Midden Europa en Italië). Rusland en het Osmaanse Rijk (aangevallen in Egypte), en tenslotte Portugal en het koninkrijk Napels. Pruisen is in dit verband een verhaal apart. Het verdrag van Basel ga randeerde Frankrijk neutraliteit van de Pruisen in de gebieden ten oosten van de Bataafse Republiek en langs de Rijn. Frederik Willem II stierf in 1796 en werd opgevolgd door Frederik Willem III. Door het huwelijk van zijn zuster Wilhelmina met de erfprins van Oranje had ook hij, evenals zijn vader een zwagerlijke verhouding met de Oranjes. In het voorjaar van 1799 namen de militaire operaties een aanvang. Grote successen werden geboekt door Oostenrijkers en Russen in Zwitserland en Noord-Italië o.l.v. de Russische generaal Soevorov. Invasie in de Bataafse Republiek Plannen om de Bataafse Republiek binnen te vallen werden defini tief in het voorjaar van 1799. Pruisen werd zwaar onder druk gezet om toe te treden tot de coalitie en deel te nemen aan de inval met een aanzienlijke troepenmacht. Als argument werd gebruikt dat een re volutionair Frankrijk met een sterke vazalstaat in het noorden een bedreiging zou zijn voor de neutraliteit van Pruisen en ook werd een beroep gedaan op de zwagerlijke gevoelens van Frederik Willem. De Pruisische vorst was echter een geheel andere mening toegedaan. Hij zag niet Frankrijk maar Oostenrijk als zijn grote rivaal in Centraal Europa en bovendien had hij zich sinds het garantieverdrag van 1787 weinig gelegen laten liggen aan zijn oranjefamilie. De ervaringen met Oostenrijk tijdens de Eerste Coalitie waren slecht, en hij voelde niets voor een oorlog die waarschijnlijk voor een groot deel op Pruisisch grondgebied zou worden uitgevochten. De Tsaar was woedend en ook de teleur stelling in Londen was groot. De plannen van Grenville waren namelijk zeer ambi tieus. De Russen en Oostenrijkers zouden de Fransen uit Noord Italië en Zwitserland moeten verdrijven en vervolgens Frankrijk moeten binnenrukken. Tegelijkertijd moest er een geallieerde aanval plaats vinden in de Bataafse Republiek en herstel van het Oranjehuis en de conservatieve orde. Een oorlog op twee fronten dus. Militair was het niet meedoen van Pruisen een lelijke streep door de rekening, niet alleen door het wegvallen van Pruisische troepen, maar ook van transportmogelijkheden om de Russen van de Oostzee naar de Noordzee te verplaatsen. Geruchten over een op handen zijnde inva sie werden binnen de Republiek steeds tal rijker en men begon zich angstig af te vra gen waar deze zou plaatsvinden. Het Bataafse bewind begon, in samenwerking met de Franse bezetting, met het nemen van voorzorgsmaatregelen. Generaal Brune. de commandant van de Franse troepen in de Republiek, werd benoemd tot opperbevelhebber van de Gallo-Bataafse strijdkrachten. Het Bataafse deel bestond uit twee divisies, één onder Daendels gelegerd in het wes ten en één onder de Brusselse generaal Dumonceau gelegerd in Friesland en Groningen. Beide commandanten waren veteranen van het Bataafse Legioen dat met de Fransen meevocht tijdens de veldtocht van 1792- 1795. De Franse troepen bevonden zich hoofdzakelijk in België wegens onlusten en langs de Rijn in verband met de Oostenrijks-Russische opmars in Centraal Europa. In de Republiek waren drie Franse divi sies, twee in het zuidwesten om het deltagebied te dekken en één in strategische reserve te Utrecht. Tijdens de landingen van augustus 1799 was het aantal Franse soldaten binnen de Republiek ongeveer 16.000. De geallieerde voorbereidingen verliepen moeizaam en chaotisch. Er was gebrek aan tijd, de gehele operatie moest voor de winter vol tooid zijn. De communicatie en dus ook de coördinatie was wegens de grote afstand en de gebrekkige hulpmiddelen heel slecht. Er was een groot gebrek aan scheepsruimte om de Russen vanuit de Oostzeehavens naar de Noordzee te kunnen verplaatsen. Het Engelse beroepsleger was klein. De regimenten moesten op sterkte worden gebracht door inlijving van slecht getrainde en slecht gedisciplineerde leden van de plaatselijke militia. Het resultaat van dit alles was dat de operatie door tijdnoodonvoldoende voorbereidingslechte com municatie en logistiek tot mislukken gedoemd zou zijn. Duidelijk bij de voorbereiding werd ook dat de politieke aspiraties en vooronderstellingen van met name Grenville niet in overeen stemming waren met de realiteit. Men ging er namelijk vanuit dat de bevolking van de Republiek de Franse bezetting meer dan zat zou zijn en de Bataafse troepen van inferieure kwaliteit waren. Men ver wachtte bovendien dat de Fransen in verband met de moeilijkheden in België en de dreiging in Centraal Europa de Republiek niet met hand en tand zouden gaan verdedigen. Tijdens de komende militai re operaties bleek in alle gevallen het tegengestelde. Niet alleen de patriotse leiders, maar ook het overgrote deel van de bevolking zag 1795 niet als bezetting maar als bevrijding. Na de vlucht van de Stadhouder was geen enkele militaire actie tegen de Fransen onder nomen en van georganiseerd verzet was geen sprake. Na vijf oorlo gen en het verlies van de Kaapkolonie en Ceylon, door Willem V verkwanseld aan zijn Engelse vrienden, was de stemming anti Engels, mede ook door de blokkade van onze buitenlandse handel. In het westen, met name in Kennemerland, nam de overlast van de Franse maar ook van de Bataafse troepen in verband met de komen-

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Jaarboek Oud Castricum | 1999 | | pagina 5