Middeleeuws akkerland onder de duinen en de zorg om het bodemarchief ALKMAA! \V v Inleiding Merovingische bewoning gevonden in de Kennemerduinen, staat er boven een niet gepubliceerd artikel van D. van Deelen. Middeleeuws akkerland onder de Castricumse duinenis de titel die Van Deelen en Schermer in 1963 hebben verbonden aan een publicatie in Westerheem, een periodiek van de Archeologische Werkgemeenschap Nederland (AWN). Beide artikelen gaan over dezelfde archeolo gische locatie in de Castricumse duinen. In het gepubliceerde artikel worden de waarnemingen nauwkeurig beschreven. Hierin is de hand van Schermer duidelijk te herkennen. Hij was een bedachtzaam en nauwgezet man die zijn woorden zorgvuldig koos. In het niet gepubliceerde artikel van Van Deelen is het alsof we er zelf bij betrokken waren en staat hij zichzelf ruimte toe voor eigen inteipretaties. Graag stel ik u in de gelegenheid om de amateur-ar cheoloog Van Deelen in zijn beschrijving te volgen. Het verslag Ten oosten van de Oldenborghweg, de klinkerweg van Wijk aan Zee naar Egmond, en ongeveer 300 meter ten westen van de oude boe renwoning De Brabantse Landbouw, werd in de jaren 1961/62 ten behoeve van de drinkwatervoorziening een grote vijver gegraven. Daar we in de buurt van het graafwerk reeds in 1950 veel sporen van bewoning, afkomstig van een oude nederzetting, daterend van vóór onze jaartelling, hadden gevonden, waren onze verwachtingen hoog gespannenDe vijver zou een oppervlakte krijgen van 4 ha. en ongeveer 5 meter diep worden. Een klein rekensommetje en we we ten dat hiermede zo'n 200.000 m grond verzet zou worden. Een prachtig speurobjekt voor de amateur-archeoloog. Niet iedere dag maar wel enkele keren per week werd het graafwerk op sporen van vroegere bewoning onderzocht. Doorgaans waren twee of drie drag lines aan het graven en meer dan vijftien vrachtwagens ingescha keld. Als de sporen van bewoning alleen vastgesteld zouden worden aan de hand van het gevonden scherven-materiaal, zou ons succes niet zo bijzonder groot genoemd kunnen worden. Dat er niet zo erg veel scherven gevonden zijn, ligt voor de hand omdat het zand met grote happen op de zandauto 's werd geladen en er ongetwijfeld massa 's scherven met het zand zijn afgevoerd. We mogen dankbaar zijn dat het graafwerk in twee etappes werd uitgevoerd. Zo was het mogelijk om de tussenliggende laag op ongeveer 2,5 meter diepte grondig te onderzoekenWat niet wegneemt dat het spijtig is dat de daarboven liggende laagjes niet onderzocht konden worden. Verhalen achter af van chauffeurs die oud, gebroken, aardewerk op de wagens had den zien liggen, zijn misschien verzonnen, maar konden ook waar zijn. Toch is het na intensief speuren mogen gelukken nog voldoende scher ven-materiaal bij elkaar te zoeken, om hierdoor vrij nauwkeurig te kunnen vaststellen hoe het landschap van ongeveer het jaar 650 tot het midden van de 10e eeuw er heeft uitgezien en wat voor mensen op het terrein of in de onmiddellijke nabijheid gewoond hebben. Op de vaste stevige veenlaag, die op een diepte variërend van 1,90 tot 2,90 meter bijna over het gehele terrein voorkwam, moeten één of meerdere landbouwende families gewoond hebben. In deze laag werden dan ook de wat povere resten van aardewerk gevonden. Het waren scherven die gewoonlijk in een woonlaag achterblijven. Enkele van die scherven, die naar de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek te Amersfoort werden opgestuurd en door Drs. H. Halbertsma gedetermineerd werden, bleken uit de 7e eeuw te zijn. Van ongeveer het jaar 650 tot 950. driehonderd jaar lang dus, moet daar of in de onmiddellijke nabijheid een permanente bewoning ge weest zijn. Scherven van diverse potten en kannen die gedeeltelijk in het Merovingische en verder in het Carolingische en Ottoonse tijd perk gemaakt en gebruikt zijn, vormen het bewijsmateriaal. Verder kwamen uit deze donkere veenlaag botten, tanden en kiezen, over wegend afkomstig van rund en varken. Bijzonder is wel een runder- bot dat met een scherp voorwerp wat puntig gemaakt is en zeker ge bruikt zal zijn als steek- of slagwapen. Iets dat dagen lang, over een vrij grote oppervlakte, op prachtige wijze te zien was en wel op een diepte van 2,5 meter onder het maai veld, waren ploegsporen uit de 7e of 8e eeuw. Dat we die konden g INFIL- rTRATTE, 'ELD Si EQNONO^: o-iZEEtily ^BONOl'iO «VoHOEF E1LOO STRAND -y I PAAL'Nï.V S 'A'-v y.M L1MMEN -BAK/ W Tkum~/\ WATERVLAK) (doinker IS>55) PÖNP-Jl GEftOt) W„H (VAN DÊELEN I95H' "tl CA5TRICUM UIT- IHgP C.T. Twee kaartjes waarop de vondstlocatie is aangegeven (tekening A. Schermer). 23

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Jaarboek Oud Castricum | 1999 | | pagina 23