zich niet, "om van alle kanten diverse schrikbarende tydingen te ver spreiden en oproerige contra-revolutionaire discoursen te houden terwijl "ook opentlijk, zoo op kermissen als elders, onder bijoute- riën, en andere winkelwaaren, orange-teekenen gedebiteerd worden, en te koop liggen De economische gevolgen van de oorlog voor de plaatselijke be volking Wat ons vooral interesseert zijn de economische gevolgen voor de toch al niet welvarende bevolking van Castricum. Omdat de finale veldslag zich gedeeltelijk midden in het dorp afspeelde, moet de scha de aanzienlijk zijn geweest, vooral de beschadiging van huizen. Een Zaanse industrieel, Jacob Jansz Honig, noteerde in een dagboek zijn impressies van een bezoek op 11 oktober 1799 aan het strijdtoneel in Castricum. In het duingebied trof hij dode militairen, die nog be graven moesten worden en een huis, dat volledig geplunderd was. Over Castricum zelf noteerde hij, dat de huizen aan de buitenkant weinig beschadigd leken, doch "van binne waaren sommige erg ge- stelt". Op een aquarel van Rochussen, die een impressie van de slag nabij het dorp geeft, ziet men rookwolken boven Castricum opstij gen, wat suggereert, dat verscheidene huizen in brand stonden. Daarbij kwam dan nog de schade door de plunderingen. Een ooggetuige, de Castricumse pastoor Bommer, signaleerde hoe nog na de capitulatie op 2 november 1799. de doortrekkende Franse troepen vele gesto len goederen meevoerden, waaronder de muurankers van de huizen. Zelfs Nuhout van der Veen klom in de pen, om in een protestbrief aan het Uitvoerend Bewind zijn ongenoegen over de roofzucht der Franse en Bataafse troepen te uiten. Ook het Bataafse bewind slaagde er niet in de ingezakte handel en economie weer op orde te krijgen. Integendeel, de overheersing door de Fransen leidde nog tot een verdere verslechtering van de econo mie, die tot uitdrukking wordt gebracht in deze spotprent. Van de in dustrie resteert nog slechts de reparatie van scheepsankers en het herstel van zeilen. De handel beperkt zich tot een eenzame mars kramer en van de handelsvloot bestaat alleen nog een gammel scheep je met gescheurde zeilen. Hoe groot was de schade? Daarover zijn geen gegevens gevonden, terwijl er van verscheidene andere Noord-Hollandse gemeenten wel gedetailleerde opgaven bekend zijn. De jaarlijkse Castricumse dorpsrekeningen tonen vanaf 1799 geen essentieel ander beeld dan daarvoor, meestal een tekort van enkele honderden guldens. De schade kan naar analogie van andere plaat sen waar de oorlog woedde op vele tienduizenden guldens worden geschat. Hiervan vinden we merkwaardigerwijs dus niets terug in de dorpsrekeningen. Een verklaring is, dat de gemeente niet in staat was schadevergoedingen uit te betalen, omdat door de centrale overheid niets werd uitgekeerd. Inderdaad is bekend, dat de afhandeling van schadeclaims, die door de getroffen Noord-Hollandse gemeenten werden ingediend, jarenlang werd vertraagd. En voorzover geldbe dragen werden uitgekeerd, waren deze slechts een fractie van de wer kelijk geleden schade. Het is dus waarschijnlijk, dat de getroffen in woners van Castricum grotendeels zelf voor de geleden schade moes ten opdraaien. Volgens sommige bronnen stagneerde de ontwikke ling van Castricum door de oorlog enkele tientallen jaren. Plunderingen in Castricum (Uit het dagboek van pastoor Nicolaas Bommer) De schade, die door de feitelijke veldslag in Castricum op 6 ok tober 1799 werd aangericht is weliswaar niet bekend, maar de omvang van de plunderingen door de militairen werd door de toenmalige Castricumse pastoor Nicolaas Bommer nauwgezet opgetekend. Zijn aantekeningen geven toch een indruk van de schade die de oorlog aan veel Castricummers toebracht. Bommer was vooral ontsteld door de roofzucht van de Fransen en hij gaat daarover welhaast schuimbekkend te keer. 'De Franschen dan, Godverzaakers, ongeloovige, gedoopte Heidenen, wil zeggen veel erger als de Heidenen, Ongodisten, Naturalisten, Voltairisten, Sodomieten, daar zijn voorbeelden van op de Egmonden (zelfs van een capitijn). Met één woord, de Heidenen en Turken overtroffen hun in zeeden, want zij zijn de grootste hypokrieten en scheinheiligen, die de duivel ooit heeft kunnen verzinnen, en uitbrijen, zij zagen er in 't plunderen zoo wreed, en verwoed uit, gelijk de burgers getuigden, en ikzelf heb gezien, als of ze met den duivel bezeten waren.' Bommer noemt wat de plunderingen betreft in de in de eerste plaats de Kerkbuurt, wat begrijpelijk is, omdat deze buurt gele gen was aan een doorgaande weg (de huidige Dorpsstraat), die in de doortocht van de militairen een centrale rol speelde. Het is iro nisch, dat juist patriottisch gezinde bestuurders, die in het cen trum nabij de Hervormde Kerk woonden, de eerste slachtoffers van de plunderingen waren. 'In de Kerkbuurt is het bedroefd gesteld geweest met de huizen van de Heer en Mr. Joachim Nuhout van Veen, schout, en secre taris alhier, alsook van Dominee Fabritius predikant alhier, de huizen van PieterJans Schavenmaker, de Wed. van Jan Jacobsz Kuijs, bakkers, en winkeliers, zagen er onnoozel uit. Tarwe, rog ge, winkelierswaren, en gereedschappen, alles weg, en vernielt, andere huizen wat minder maar erg genoeg.' Bommer geeft een uitputtende opsomming van de diefstallen en plunderingen, tijdens maar ook nog geruime tijd na de veldslag, waarvan we hier een gedeelte laten volgen. 'Melde ik hier wat de Franschen, hier in Castricum, van Donderdag den 3den October 1799 tot den 8 October tot den mid dag hebben uitgevoerd met steelen, rooven, plunderen, en ver nielen, daar ik zelf ooggetuigen van ben geweest, zelf heb gezien, en de getuigenissen der burgeren, die hier zijn gebleeven. De burgers, die geen boerderij hadden en een varken voor hen mesten, om daarvan in de herfst, winter, en door 't jaar van te le ven, waren op twee na gestolen, geslagt, opgegeten en vernield. De vette varkens der boeren, om ze te verkoopen, en er een van 20

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Jaarboek Oud Castricum | 1999 | | pagina 20