Vrijheid, Gelijkheid en Broederschap in Castricum De laatste decennia van de 18e eeuw waren voor de Republiek der Verenigde Nederlanden uiterst roerige jaren, met politiek gezien gro te tegenstellingen tussen enerzijds de patriotten, die republikeins ge zind waren of althans felle tegenstanders van het stadhouderlijk ge zag van de toenmalige regent Willem V en anderzijds de Orangisten, die felle voorstanders waren van dat gezag. In 1793 kwam het tot een oorlog met Frankrijk, waarbij de bestaande Republiek in 1794 door de Fransen werd bezet, Willem V naar Engeland vluchtte en in 1795 de Bataafse Republiek werd uitgeroepen, waarmee dus de Frans ge zinde patriotten het voor het zeggen kregen. Politieke gezindheid in Castricum Castricum ontpopte zich in deze periode als een centrum van patri ottische gezindheid. Al ruim voor de eigenlijke patriottische omwenteling in 1795 vin den we hiervoor aanwijzingen in een geschiedenis, die speelt in 1786. In dat jaar bereikten de binnenlandse onlusten een hoogtepunt en maakten de patriotten in verschillende provincies, waaronder Holland, vrijwel de dienst uit, waardoor Willem V naar het nog relatief Oranjegezinde Gelderland was uitgeweken. Vrijwilligers uit Alkmaar maakten zich op om te assisteren in de verdediging van de steden Elburg en Hattem, die bezet dreigden te worden door troepen van de prins, die vanuit Gelderland probeerde om zijn gezag te herstellen. Op 20 september vertrok een bewapende groep van 86 man. aan boord van 2 schepen, op weg naar Woerden. Omdat men door het hoge wa ter in Spaarndam niet kon schutten, werd te voet de terugtocht naar Alkmaar ondernomen. Volgens beschrijvingen werd de compagnie vrijwilligers op doortocht in Castricum door de dorpelingen zeer fees telijk, met bloemen, ingehaald. Uit raadsnotulen kan men concluderen, dat ook in de periode na 1787, toen het gezag van Willem V met behulp van Pruisische troepen weer was hersteld, de patriottische gezindheid in Castricum levend bleef. Mr. Joachim Nuhout van der Veen (1756-1833). Hij promoveerde in 1776 te Leiden tot doctor in de rechten. In november 1777 werd hij benoemd tot secretaris en notaris van Castricum en Bakkum. In 1780 volgde zijn benoeming tot schout van Castricum en tot baljuw en schout van Bakkum, welke functies hij tot 1814 bleef uitoefenen. Vanaf de Bataafse omwenteling in 1795 tot oktober 1801 maakte hij onaf gebroken deel uit van de opeenvolgende Bataafse bestuurscolleges in Den Haag. In 1796 werd hij benoemd tot dijkrechter en in 1806 tot dijkgraaf van de Honds-bos- sche en Duinen te Pelten. In 1816 vertrekt hij naar Alkmaar, waar hij bestuurlijk ac tief bleef, oxi. als president van de rechtbank, als lid van de municipale raad en als tijdelijk burgemeester in de periode 1822 tot 1824. Hij speelde ook een belangrijke rol in de vrijmetse larij, waar hij in 1824 werd benoemd tot Groot Meester der Hoge Graden, als opvolger van Prins Frederik der Nederlanden Zo las de schout van Castricum, Joachim Nuhout van der Veen, in de raadsvergadering van 6 januari 1793 een oproep voor aan het Volk van Nederland, gedaan door een groepje naar Parijs uitgeweken pa triotten. Het gedrukte pamflet schetste zeer beeldend de verschrik kingen van het stadhouderlijk bewind, kondigde aan, dat "het ge lukkig tydstip is gekomen om het stadhouderlyk juk te verbreken en eindigde met de revolutionaire oproep om de vrijheid in ons dierbaar vaderland "op onwrikbare gronden te herstellen"Nuhout van der Veen zou dit geschrift waarschijnlijk niet hebben voorgelezen, als er onder de Castricumse raadsleden Oranjegezinden waren geweest, die hem hadden kunnen aanbrengen. Hij noemde het stuk uiterst ge wichtig en vroeg zich af of het niet een ruimere verspreiding ver diende, wat door de raad echter werd afgeraden. Een ander voorval waaruit men kan concluderen dat er in Castricum althans weinig of geen Oranjesympathie bestond, betreft een oproep van Willem V, gedaan via het provinciaal bestuur, om geld in te za melen ter ondersteuning van de soldaten. Hiertoe werd in augustus 1794 op het gemeentehuis in Castricum een soort collectebus ge plaatst, waarin men geld kon deponeren. Ondanks herhaalde oproe pen om geld te schenken bleef de bus leeg. Tenslotte vormden ook de plaatselijke revolutionaire gebeurtenissen van 1795 een aanwijzing voor de patriottische gezindheid van veel Castricummers. Vanwaar deze patriottische gezindheid? Wat godsdienst betreft genoten de patriotten, die pretendeerden te strijden voor gelijkberechtiging van alle burgers, een grotere aan hang onder de gediscrimineerde godsdienstige groeperingen, dan bij de gereformeerden, die op religieus gebied de dienst uitmaakten. Vooral de Nederlandse katholieken waren steunpilaren van de Bataafse revolutie. Verreweg het grootste deel der Castricumse burgers was katholiek en dus reeds lange tijd geconfronteerd met een maat schappelijke achterstelling, wat hun sympathie kan verkla ren voor een beweging, die gelijkberechtiging van alle godsdienstige overtuigingen nastreefde. Daarnaast zal echter ook een rol hebben gespeeld, dat de belangrijkste bestuurders van Castricum de patriottische denkbeelden waren toegedaan. Dat gold in de eerste plaats voor Joan Geelvinck, die vanaf 1764 tot aan zijn over lijden in 1802 de rechten van ambachtsheer over Castricum en Bakkum uitoefende. Voor 1787 bekleedde Geelvinck een aan tal aanzienlijke bestuurlijke functies. Ondermeer was hij lid van het gemeente bestuur van Amsterdam. In 1787 werd hij in Amsterdam zelfs tot burgemeester ge kozen, maar hij was na het herstel van het Oranjebewind in hetzelfde jaar wegens zijn patriottische sympathieën gedwongen zijn functies neer te leggen en uit te wijken naar Brussel. Na de omwenteling in 1795 keerde hij terug en maakte tot augustus 1797 deel uit van de Eerste Nationale Vergadering der Bataafse Republiek. Joan Geelvinck kwam waarschijnlijk te weinig in 13

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Jaarboek Oud Castricum | 1999 | | pagina 13