K E U R E ORDONNANTIE E N SCHULPNEERING CASTRICUM EN BACCUM. WEEGENS DE T E Alkmaar gedrukt by J^N COSTER Hz: Ordinaris Drukker van de Stad en het klein ZeegeL Het reglement uit 1781 gedrukt bij Jan Coster in Alkmaar. maar dat ook voor anderen gingen doen, waardoor ze veel vaker aan de beurt waren om schelpen af te leveren of in de termen van die tijd om aflossing te mogen genietenDoor dit soort praktijken ontstond onrechtvaardigheid en bij de aflevering de nodige wanorde wat tot het verval van de schelpennering zou kunnen leiden. Daarom werd in 1781 een nieuw reglement ingesteld waarbij vier gecommitteer den werden aangesteld. Voor Bakkum waren dit Teunis Doetze en Jan Florisz Twisk en voor Castricum Gerrit de Groot en Albert Knaap. De vier gecommitteerden vormden te samen met de Schout van Bakkum en Castricum de Directie over de schelpennering. De schulp- menders moesten binnen acht dagen precies aangeven bij de ge committeerden met hoeveel karren zij zelf schulpen of laten schul pen en/of wie zij voor zich laten schulpen. Met het nieuwe reglement werd de wildgroei van het aantal schelpenafleveringen tegengegaan. Zo kreeg alleen de schulper recht op aflossing als hij zelfstandig woonde en mocht ook niemand voor meer dan één persoon aflossing genieten. Daarna waren niet alle ongeregeldheden opgelost, want in 1790 klaagt schout Joachim Nuhout van der Veen in de gemeenteraad dat vele schulpmenders zich niet hielden aan het reglement: zij verkochten hun schelpen onder de vastgestelde prijs, lieten de schelpen met goed vinden door de schippers vervoeren, waarbij het geld niet aan de op zichter werd afgedragen. De schout gaat de naleving van het regle ment strenger controleren en legt boeten op bij overtredingen. In 1804 was ook iets gebeurd wat tegen de wil van de schout van Bakkum en Castricum was geweest. De gecommiteerden Aldert Dirksz Knaap en Cornelisz Engelsz Schrama hadden goedgevonden om aan per sonen van elders alhier met de woon komende en van eene behoor lijke acte van indemniteit (bewijs dat bij armlastigheid de inkomen de nieuwe inwoner ten laste kwam van de vorige gemeente) voor zien, eene tourbeurt in het aflossen der schulpen te verlenen. Zij rie pen zelfs op eigen gezag de schulpmenders bijeen om over dierge lijke zaken bij stemming te beslissen". Klachten tegen de schout Pieter Kieft Gedurende de ambtsperiode van de schout Pieter Kieft zijn er ei genlijk aanhoudend problemen met de schelpenvissers en zijn er klachten over het gedrag van de schout, die tevens als particulier koopman bij de schelpenhandel betrokken is. Dit gaat meerdere ke ren zelfs zo ver dat de schelpenvissers hun toevlucht zoeken bij het Provinciebestuur. In 1818 beklaagden zich enkele schulpers onder aanvoering van Jacob de Graaf jr. over het willekeurig gedrag van de schout, die zich niet hield aan het bij toerbeurt afleveren van de schelpen en die bepaal de schulpers uitsloot van levering, omdat zij hun schelpen niet voor een lagere prijs aan hem zouden willen verkopen. De Staatsraad Gouverneur van Noord-Holland, de toenmalige bena ming van wat we nu de Commissaris van de Koningin noemen, neemt de klachten serieus. Hij stuurt de brief naar de Gemeenteraad van Castricum en vraagt om commentaar. Bovendien geeft hij de heer Van Foreest opdracht om de klachten te onderzoeken. Deze komt na enig onderzoek met het voorstel om het reglement aan te passen, zon der uitsluitsel te geven of de klachten tegen de schout gegrond zijn. In datzelfde jaar wordt door de gemeenteraad een nieuw reglement vastgesteld, waarbij het kopen en afleveren van schelpen duidelijker waren geregeld. Enkele jaren later, in 1822, beklagen Dirk Nanne en Pieter Mors, bei den schelpenvissers, zich in een brief aan Gedeputeerde Staten, dat zij hun schelpen niet mogen verkopen, terwijl volgens artikel 12 van het reglement het aan een ieder vrij staat om schelpen van de schulp menders te kopen en dat die kopers van een bepaald aantal schuiten schelpen na redelijk overleg met de gecommitteerden een lossing van schelpen zal worden toegestaan. De klacht is verder dat de gecom mitteerden wel aan andere schulpmenders, die 14 tot 16 koeien mel ken, dit recht verlenen en dus heel partijdig te werk gaan. De brief schrijvers mogen alleen hun schelpen verkopen aan iemand die de goedkeuring van de Gecommitteerden geniet. Zij vragen een snel be sluit van GS, omdat het nu de tijd is dat de meeste schelpen door de kalkbranders worden weggehaald en nu reeds hun beurt door de boek houder van de schelpennering is overgeslagen. Het gemeentebestuur geeft toe dat artikel 12 het verkopen van schel pen weliswaar niet verbiedt, maar meent desondanks dat zij hieraan niet hun goedkeuring kunnen hechten en stellen daarom voor om het reglement aan te passen. Vier gemeenteraadsleden schrijven buiten medeweten van de burgemeester aan de Gouverneur, dat deze ver kopen geen plaats meer mogen hebben. In een privé-schrijven van de schout aan de Gouverneur stelt deze voor om in het artikel een passage op te nemen, waarin het kopen van schelpen van de schulp menders alleen is toegestaan in de winterperiode van 1 november tot 1 februari. Kieft geeft daarbij aan dat hij van mening verschilt met de Gemeenteraad; zoals uit vele klachten blijkt, dient de schout voor al zijn eigen belang en gaat hij daarbij niet altijd eerlijk te werk. Na uitvoerige beraadslagingen van de gemeenteraad wordt in eensge zindheid voorgesteld om het kopen van schelpen toe te staan in de periode van 15 oktober tot 1 maart. Ook de ambachtsheer, de Heer Schuyt van Castricum, wordt om advies gevraagd; hij keurt deze ver andering van het reglement goed. Daarmee is de kous nog niet af; de gecommitteerden blijven weige ren om Dirk Nanne en Pieter Mors in hun erkende recht te herstel len en gelasten de boekhouder om de beurt van aflossing van beide heren over te slaan. De schout meldt dit aan de Gouverneur: "ver oorzakende daardoor zeer belangrijke schaden aan de belangheb benden, terwijl door de willekeurigheid dier gecommitteerden, hun ne met moeite in arbeid aangebragtte schulpen moeten blijven lig gen, daar intusschen de schulpen van anderen, somtijds met 3 a 4 schepen te gelijk aan de kalkbranders worden afgeleverd, waarin voor zeker eene groote hardigheid bestaat". Ook Hermanus Beugeling, koopman in schelpen, beklaagt zich dat hij wordt geweigerd zijn 8

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Jaarboek Oud Castricum | 1998 | | pagina 8