'■EL
D
legebied,
meenten
le onder-
;pte hou-
mstreeks
;heer van
>uwen bij
schelpen
erminde-
4aar aan-
steld tus-
penen en
Akersloot
zijds Mr.
617
j
A
S
0
>0
N
31
olaats bij
terpolder
1 om geld
inder op-
■schil bij-
de vorige
n een op
brengsten
aolderbe-
ir blijken
ird geïnd,
lieuw re-
:dkeuring
nner der
ichelpen-
n de sluis
Dit regle-
ield geen
lartuigen.
ippers om
dat ze de
jisgeld in
tr de sluis
vas de ac-
:stuur van
r een wij-
in schelp-
is moge-
rden aan-
hiervoor
Een boot in de Schulpvaart bij het Schulpstet ge
tekend door Sijf Portegies.
een concessie is verleend. Deze concessie moet
worden aangevraagd door het Provinciaal bestuur.
Dit bestuur is echter van mening dat de Schulpvaart
als openbaar vaarwater moet worden beschouwd,
dat de heffing niet wordt gebruikt om de kosten te
bestrijden, die in het belang zijn van de betalers en
dat eigenlijk deze pacht uit de tijd is. De minister
van Waterstaat is gemachtigd door Hare Majesteit
de Koningin om deze zaak af te handelen. De mi
nister is het met de zienswijze van het provincie
bestuur eens en hij besluit op 4 febr. 1932 dat de
stoterpacht niet behoort te worden gehandhaafd.
De gemeente Alkmaar deelt vervolgens mee aan
het polderbestuur dat zij niet meer wil bijdragen
aan het onderhoud van de Vloijsbrug: omdat dit
onderhoud ten dele werd bekostigd uit de opbrengst
van de Stooterpachf'.
Het onderhoud van de Schulpvaart
Door de eeuwen heen zijn er klachten van de schelpenvaarders over
ondiepten en het niet bevaarbaar zijn van de vaart. De Schulpvaart
moest regelmatig worden uitgebaggerd en op diepte worden gebracht.
Doordat de eigenaren inkomsten genoten uit de Schulpvaart, schiep
dat ook de verplichting om de vaart te onderhouden. De stad Alkmaar
heeft aanvankelijk blijkens de stadsrekeningen bijgedragen in de kos
ten van het onderhoud. Samen met het polderbestuur als eigenaren,
hadden zij zelf de plicht om de vaart op diepte te houden, maar ze
stelden vaak het kostbare onderhoud uit. Aanvankelijk deelden zij
de kosten; naarmate echter de opbrengsten voor de stad minder wer
den, heeft Alkmaar zich steeds meer onttrokken aan de betaling van
het onderhoud en hebben Limmen en Castricum het uitbaggeren be
kostigd.
Hiervoor was de opbrengst aanvankelijk ook ruim genoeg. In 1743
hebben Jan Cornelis Capiteijn en Cornelis Pieters namens de ge
zamenlijke schelpenvaarders geklaagd bij de heren burgemeesters
van Alkmaar en de regenten van Limmen, dat de vaart die zij met
haar vletten of schuiten moeten passeren zo ondiep en vervuild is,
dat zij niet kunnen passeren. Op 29 juli 1744 zijn de gezamenlij
ke schippers van Akersloot, Bakkum en Castricum van plan om
het uitdiepen van de Schulpvaart over een lengte van circa 700 roe
den tussen Bakkum en de brug bij de Voort te Limmen aan te be
steden.
De stad Alkmaar heeft tot in deze eeuw de helft van de Schulpvaart
in haar bezit gehad met vaak tegenvallende opbrengsten. De stad
Alkmaar wilde wel van haar bezit in de Schulpvaart af en deed na
1863 meerdere pogingen om haar aandeel in de Schulpvaart te ver
kopen onder andere aan de gemeente Castricum en aan de Groot-
Limmerpolder. Voor de overname van de eigendomsrechten bleek
echter onvoldoende belangstelling. Wel wilden deze partijen in 1875
gezamenlijk de vaart laten uitdiepen. Aanleiding hiertoe vormde een
smeekbede aan de gemeenteraad van Castricum, ondertekend door
vele schelpenvissers om de onhoudbare toestand te beëindigen. Zij
stellen dat door de verlaging van het waterpeil en het niet uitdiepen,
de Schulpvaart onbruikbaar is geworden, dat de vaart nauwelijks met
de helft van een gewone vracht is te bevaren, waardoor de gehele
schelpenvisserij te Bakkum en daarmee het hoofdbestaan van een
aantal gezinnen vernietigd dreigt te worden. Ook in 1893 en in 1913
wordt een door vele schelpenvissers ondertekende brief gericht aan
het gemeentebestuur met een indringend verzoek tot het uitdiepen
van de Schulpvaart.
Een deel van de Schulpvaart ten westen van de spoorlijn.
Het tracé van de Schulpvaart
De Schulpvaart begint bij het Schulpstet. Zoals we aan het begin in
dit artikel hebben gelezen werd er in 1613 een smalle verbindings-
sloot gegraven, die de Hoepbeek in het duingebied verbond met de
Schulpvaart. Tijdens het grote ontginningsproject van omstreeks 1830
werden een aantal duinvlakten vruchtbaar gemaakt, boerderijen in
het duingebied gebouwd en afwatering verbeterd door de Hoepbeek
te vervangen door het zogenoemde 'Koningskanaal' dat in oostelij
ke richting langs de huidige Zeeweg liep en na de driesprong met de
Heereweg afboog naar de Schulpvaart en de vroegere verbindings-
sloot overbodig maakte.
Het begin van de Schulpvaart had bij het Schulpstet tot in de vijfti
gerjaren wat insteekhaventjes om de goederen van het Stet gemak
kelijk te kunnen laden en lossen. Het begin van de vaart is nu te vin-
21