De kalkovens
In het vorige artikel werd uitvoerig 'de schelpen visserijin onze ge
meente belicht. Dit artikel sluit hierbij aan en gaat vooral in op de
verdere verwerking van de schelpen tot schelpkalk, omvattende een
stukje geschiedenis over de toepassing van schelpkalk, de ontwik
keling van de kalkovens, het brand- en blusproces van de schelpen
en tenslotte over de kalkovens in Akersloot en Castricum.
I)e schelpkalk
Vanaf de dertiende eeuw werd in toenemende mate baksteen gebruikt
voor het bouwen van kerken, kastelen, vestingwerken en stadsmu
ren. Voor het bouwen in baksteen werd in Nederland in die tijd voor
namelijk schelpkalk als metselkalk gebruikt. Schelpkalk werd ge
produceerd door het verhitten van schelpen in kalkovens, waarna de
gebrande schelpen geblust werden met water en uiteen vielen in
schelpkalk.
In het buitenland werd veel kalksteen verwerkt voor de produktie
van metselkalk. In Nederland was alleen kalksteen te vinden in de
Achterhoek en in Limburg. Omdat zowel op de Noordzeestranden
als op de Wadden de schelpen in zulke grote hoeveelheden beschik
baar waren, was het gebrek aan kalksteen hier geen probleem.
Het gebruik van schelpkalk gaat al ver terug in de geschiedenis. Al
in de Romeinse tijd werd schelpkalk gebruikt, zoals is gebleken uit
de in Nederland gevonden restanten van Romeinse gebouwen; een
voorbeeld hiervan is de tempel van Nehalennia, gevonden in de
Oosterschelde, nabij Colijnsplaat. Bovendien is te Koudekerke een
viertal kalkovens opgegraven uit omstreeks het jaar 75 na Christus.
Na de Romeinse tijd wordt door de inheemse bevolking overgegaan
op het bouwen in hout en voor speciale gebouwen soms in natuur
steen, afkomstig uit het buitenland. De techniek van het bouwen met
baksteen en mortel lijkt met het vertrek der Romeinen verdwenen.
Pas na de dertiende eeuw lijkt het bouwen in baksteen weer op te ko
men.
De behoefte aan schelpkalk nam in de loop der eeuwen gestaag toe.
vooral nadat de houten huizen steeds meer werden vervangen door
bakstenen huizen. De schelpkalk was bijzonder geschikt voor het
verkrijgen van een goede samenhang en hechting bij het bouwen in
baksteen, waarbij de specie nog vaak met zand en
baksteengruis werd vermengd. Aan de aanwezig
heid van kleine schelpdeeltjes in voegen van oude
muren kan men het gebruik van schelpkalk nog
herkennen.
Doordat schelpkalk ook onder water verhardt, bleek
hij heel geschikt voor het gebruik voor funderin
gen. keldermuren en waterwerken. Nadeel van de
schelpkalk was de niet constante kwaliteit, wat
werd veroorzaakt door een ongelijkmatig brand-
proces in de kalkovens. Ook nadelig was op den
duur de hoge kostprijs, mede door het arbeidsin
tensieve proces om de schelpen te verzamelen en
te transporteren naar de kalkovens.
Aan het einde van de achttiende eeuw kreeg de schelpkalk concurren
tie van de buitenlandse steenkalk. De steenkalk, geproduceerd uit kalk
steen, was goedkoper en constanter van kwaliteit. De invoer van deze
steenkalk nam zeer sterk toe, waardoor de kalkbranders en de schel
penvissers het steeds moeilijker kregen vanwege deze concurrentie. Zij
werden voor hun langdurige en zware arbeid toch al zeer slecht beloond.
In deze eeuw werd de schelpkalk meer en meer verdrongen door de
steenkalk, die vervolgens in de zestiger jaren plaats moest maken
voor beton en de snel hardende cement. De sterke behoefte in de mo
derne tijd om vlug en massaal te bouwen maakte een snelhardende
cement belangrijk.
De eeuwenoude schelpennering loonde niet meer toen de schelpprijs
van 50 cent per mud in de goede tijd, zakte tot 18 cent tijdens de cri
sisjaren.
De ouderwetse schelpkalk werd bij het bouwen niet zo hard, waar
door de muren zich beter konden zetten en minder scheuren optra
den. Alleen voor restauratiewerk en voegwerk was er nog enige be
hoefte aan schelpkalk. Deze wordt echter in metselspecie nooit meer
als enig bindmiddel gebruikt, altijd wordt Portland-cement toege
voegd om stevige verharding mogelijk te maken.
De oudste kalkovens
Reeds in 1522 stonden in Alkmaar nabij het Luttik Oudorp twee kalk
ovens. Nadien worden op meerdere plaatsen in de stad kalkovens ge
bouwd. Het oudste type kalkoven is de zogenaamde Hollandse of
Katwijker oven, die de vorm heeft van een afgeknotte kegel, al of
niet geplaatst op een cilinder. De ovens waren gebouwd van bak
steen. De kalkbrander liep over een oplopend houten plankier, waar
mee hij de opening aan de bovenzijde bereikte en de manden afwis
selend met schelpen en turf in de oven omkeerde, totdat de oven vol
was. Om het vuur op gang te brengen werd eerst een laag takken
bossen neergelegd. Lucht en daarmede zuurstof werd aangevoerd
door grote openingen in de zijwand en door een luchtkanaal in het
midden van de oven. Na een periode van 2 tot 3 weken werden de
schelpen via de openingen in de muur uit de oven gehaald en in het
blushuis met water overgoten. Door onregelmatig branden was het
resultaat wel eens een onregelmatig produkt, soms bestaande uit on
bruikbare, niet bindende kalk.
Een afbeelding van een Katwijker kalkoven uit
1629 op een schilderij door Jan van Goven.
13