Een voorlopige opslag van de schelpen hij het commissarishuis aan de Zeeweg. Toon Lute, de laatste schelpenvisser, met zijn paard en kar op het strand. Toon Lute bij zijn huis op het Schulpstet. In de tijd dat ik schelpenvisser was, waren er nog ongeveer 28 schelpenvissers in Castricum. Langzaam maar zeker hield de een na de ander er mee op. Tenslotte was ik alleen nog over. Tot de oorlog heb ik schelpen gevist. In de oorlog mocht je het strand niet op; dan moet je wel wat anders zoeken om aan de kost te komen. Na de oorlog heb ik het nog wel even geprobeerd, maar het ging niet meer. Doordat de Zuiderzee was afgesloten waren er steeds minder schelpen gekomen. Doordat ze steeds de havenmonding bij IJmuiden uitbagger den werden de schelpen met slib bedekt. Je werd gedwongen er mee op te houden. Maar ik ben zo lang mogelijk doorgegaan. Ik vond het een hard maar fijn vak" Er zijn nu minder schelpen te vissen dan vroeger, omdat het strand verzand is. Dag en nacht komt er slib uit de haven van IJmuiden ten noorden van de pier in zee terecht. Jarenlang wordt er al gebaggerd en dat zand komt allemaal bij ons op het strand en zo raken de zwin nen dicht met het gevolg dat de zee op de zwinnen geen slag meer heeft. Het strand is nu helemaal vlak. Vroeger lagen er banken, waar we met een kar schelpen haast niet tegenop konden komen. In 1942 was er maar weinig of niets meer te vissen. Ik heb het schelpen vis sen altijd graag mogen doen, vooral als er goed wat te vissen was en dan vooral met een sterke zee. Als we zo' n dag een kar of zes schel pen, soms meer, gevangen hadden, waren we goed te spreken. Maar het gebeurde ook wel, dat we een uur of zes weg waren en toch nog geen schelpje hadden gevangen. Als we dan met een lege kar naar huis toe gingen, dan stond het hoofd niet best, dat begrijpt U wel Tot de laatste schelpenvisser van Castricum wordt Toon Lute gerekend. In 1967 werd hij opgezocht ter gelegenheid van zijn 55-jarige huwe lijksdag. Het verhaal wat hij toen vertelde over zijn beroep is in de krant verschenen: Een mud schelpen bracht ongeveer dertig cent op. Als je je kar stamp en stampvol maakte, kon je acht mud meenemen. Dan had je f2,40 verdiend. Voor die tweeveertig was je uren in touw, drijfnat van het zweet was je als je met paard en wagen boven op de 'kluft' was. En dan volgde je maar het lange karrespoor naar de ovens; het karre- spoor, dat 's winters praktisch onbegaanbaar was. Het was een zware broodwinning. Vooral in de winter was het geen pretje. Dan had je hoge lieslaarzen aan en een beugelbroek. Natuurlijk werd je evengoed drijf nat en dat in de winter als het vroor dat het kraakte. In de vele verhalen en geschriften spreekt men van schulpen-, schilpen- of schelpenvisser; deze drie varianten komen ook voor in andere samenstellingen. Hoe dan ook. het is nu reeds lang voorbij. De neiging bestaat om dit beroep en het bijbehorende strandleven te romantiseren. Het was echter een hard bestaan, zwaar werk onder vaak slechte weersomstandigheden tegen een minimale verdienste. Er werd veel armoede geleden, vele schelpenvissers moes ten een beroep doen op de armenkas. Die goede oude tijd was voor de schelpenvisser niet zo goed. De schelpenvisserij is voorbij, er is voor velen meer welvaart voor terug gekomen. S.P.A. Zuurbier Bronnen: Regionaal archief Alkmaar: - archieven van de gemeenten Castricum, Akersloot en Limmen. - stadsarchief Alkmaar, inv.nr. 2304. Rijksarchief Noord-Holland: - archief van het Provinciaal Bestuur. - archieven van Gecommitteerde Raden in West-Friesland en het Noorderkwartier. Deelen van, D.: Een oude Castricummer Schelpenvisser vertelt. De Speelwagen, jrg. 7 (1952). Lorié, Dr. J.: De stormvloed van december 1894 en het vraagstuk der schelpvisscherij langs onze kust. Kon. Ned. Aardrijkskundig Genootschap, 2e serie, deel XIV, 1897, blz. 492-541. Vraaggesprek Toon Lute, Nieuwsblad van Castricum, 2 juni 1967. 12

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Jaarboek Oud Castricum | 1998 | | pagina 12