H U Y S M A N, pen van het leger, waarbij slachtoffers vielen, kon de situatie door het officiële gezag nog in bedwang worden gehouden. Of het in Castricum en Bakkum ook tot onlusten kwam is niet bekend, maar er zijn wel aanwijzingen, dat men de lastenverhogingen niet zonder meer accepteerde. Wat Castricum betreft werd de gemeente volgens een vanaf 1746 bij gehouden register der verpondingen geacht jaarlijks ca. 7700 gulden aan ordinaire en extra-ordinaire verpondingen aan de Gecommitteerde Raden van de Staten van Holland en West-Friesland af te dragen. In 1747 doen schout en regenten van Castricum aan genoemde staten het verzoek deze jaarlijks op te brengen belasting met 1000 gulden te ver minderen. wegens de uitgaven die noodzakelijk zijn voor de beplan ting van het duingebied, het herstel en onderhoud van de ondergesto- ven konijnenheining en het onderhoud van de ondergestoven weg Alkmaar-Haarlem, die door Castricum liep. Als een extra argument voor de belastingvermindering wordt nog gewezen op de gevolgen van de veepest, de 'allerbeklaagelijkste sterfte van het rundvee' Wanneer de Staten deze jaarlijkse vermindering van de verponding toestaan, zal het geld worden aangewend voor nieuwe duinbeplan ting. volgens deskundig advies geschat op ca. 5000 gulden en voor de aanleg van een nieuwe konijnenheining, waarvan de kosten vol gens een calculatie van meester-timmerman H. Amse 5600 gulden zullen bedragen. De bedoeling is overigens een deel van deze kosten ook op de be treffende grondeigenaren te verhalen. Inderdaad kreeg de gemeente Castricum in 1747 toestemming, nog eens in 1751 bekrachtigd, om gedurende perioden van 4 jaar 1000 gulden per jaar aan de extra-ordinaire verponding te onttrekken voor het genoemde onderhoudswerk. Dit voorkwam echter niet, zoals we nog zullen zien, dat de gemeente verder in de financiële problemen verzeild raakte. Failliete Castricummers De agrarische depressie, gepaard aan de stijging van de belastingen en van de waterlasten, noopte vooral veel kleinere boeren om hun bedrijf op te geven, waarbij het Noordhollandse rechtsstelsel de mo gelijkheid bood van het z.g. 'spadesteken'Dit kwam er op neer. dat men de betaling van de veelal achterstallige lasten kon ontlopen door vrijwillig afstand te doen van grond en eventueel ook behuizing, welk bezit dan aan de staat verviel. Deze kon vervolgens door verkoop trachten een deel van de belastingschuld alsnog te incasseren. In Castricum deed zich één van de eerste gevallen van deze verhul de vorm van confiscatie voor in 1755. Het betreft de weduwe van Abraham Tessemaker, die vanaf 1743 een belastingschuld van 64 gulden had opgebouwd. Zij doet afstand van haar kleine stukje land, dat bij verkoop door de gemeente aan Nicolaas Geelvinck 55 gulden opbrengt. Dus was er in de afdracht van de achterstallige belasting aan de overheid nog altijd een tekort van 9 gulden. Een jaar later is de situatie dramatischer en pakt de gemeente Castricum meerdere inwoners die een belastingachterstand hebben, soms al van af 1729. tegelijk aan. Het gemeentebestuur kwalificeerde Leonard Tempelaar, 'om de goederen, die op 14 April 1756 volgens vrijwillige overgave van Neeltje Pieters, weduwe van Willem Claassen van der Pollen, Jan Schippers, de weduwe Willem Jorisse, Jacob Beets en Hendrik Prikhouwer volgens order van de heeren Gecommitteerde Raden van de Staaten van Holland en West Friesland en den Noorder Quartiere, tot betaling van de daar op ten achter zijnde Gemeene hands lasten zijn verkocht, desselve aan de respectieve kopers wettelijk te trans porteren, de kooppenningen te ontvangen, kwitanties te passeren, vrijwaring te beloven en het meerdere te doen, dat naar rechte zal worden gerequireerd'Onder de kopers treffen we weer een aantal beter gesitueerden aan. zoals Nicolaas Geelvinck, Johanna Kerkman. de zuster van de vermogende pastoor Johannes Kerkman, de sche pen Pieter Kuijs en Leonard Tempelaar zelf. Sommige van deze wegens vrijwillige overgave van hun goederen genoemde personen komen we ook in het Castricumse verpon- dingsregister van 1731 tegen en konden toen op grond van hun aan slag reeds tot de armen worden gerekend. Hun situatie lijkt er dus niet beter op te zijn geworden, hoewel het opvalt dat de verkoop van hun goederen snel na de vrijwillige overgave plaatsvond, terwijl door historici is opgemerkt, dat de aan de staat door 'spadesteken' ver vallen goederen vaak lang onverkocht bleven. Men kan hier weer de vraag opwerpen naar de betrokkenheid van mensen als Geelvinck, Tempelaar en de Kerkman's bij het lot van de arme Castricummers. Was hun snelle aankoop van de bezittingen een vorm van hulp aan de getroffenen, zodat ze in hun huis konden blijven wonen en hun akker blijven bewerken, wellicht tegen een geringe pachtsom? Een historicus als Van der Woude is hierover cynisch en noemt de welgestelde kopers profiteurs van de armoede van anderen. Het blijkt uit de namen van personen wier bezit werd verkocht, dat de ongunstige conjunctuur niet alleen Castricummers trof die reeds arm waren. Er vielen ook slachtoffers onder aanvankelijk redelijk welge- stelden. Een typisch voorbeeld is Willem Claassen van der Pollen, wiens weduwe in 1756 wordt genoemd onder degenen, die zijn ge noodzaakt om wegens belastingschulden afstand van goederen te doen, in dit geval een huis en 9 morgen grond. Een ander voorbeeld is Jan Maartse Kuijl, die sinds 1742 in gebreke bleef om belasting te beta len. In 1762 worden zijn huis en ruim 8 morgen land 'volgens vrij willige overgave voor de gemeene lands lasten' verkocht. Nieuwe rijken De veronderstelling lijkt gewettigd, dat door de hiervoor geschetste ongunstige ontwikkelingen de omvang van de armoede onder de be volking van Castricum en Bakkum in de 18e eeuw is toegenomen, in overeenstemming met de landelijke trend, hoewel er geen directe gegevens over de omvang van de armoede zi jn. Niettemin stuit men DEN KLAGENDEN Schrik Neerland, Ichrik, op dcczc droeve maar, Die ons in d' ooren klinkt dit cerfte van het Jaar Is dit 'c begin, wat zal het cynd" dan wezen, Wie zal, o Chriftcn menfehaan Gode nooyt volprezen» Afbidden deze Straf, die zynen Toorn ons zend, Op dat hy die, helaas! ten goede van ons wend. Hoe woed het Oorlogs-vutirin onzer Buuren Landen Ben ander Oorlogs vuur komt in ons Land ontbranden De fterfte onder 'c Vee, een voorbood dat de dood, Ons op de hielen volgt in dezen droeven nood, Hef danmenfeh' mer ray uw hert cn hand tot God, Op dat hy ons niet zend een nog veel erger lot Maar dat wy mogen zien, dat alles weer herleven, En dat wy Gode dank, cn ccrc daar voor geven. Gedrukt by ETIENNE ISA AC CAILLAU, Boekver- koper in dc Stilfteeg, het derde huvs van de Blomnutkt en zyq wk cc bekomen by den Authcur. Belerende rijmprent uit ca. 1745, verschenen ter gele genheid van het nieuwe jaar, waarin de runderpest wordt gezien als een straf van God. 30

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Jaarboek Oud Castricum | 1997 | | pagina 30