'an de in
epubliek
ermogen
sezit van
ïstuurlij-
ngen fa
de fami-
:e, die de
eer 9000
sezit van
ïck geen
■ndam en
duinen
le gelief-
tenplaat-
>ot aantal
den duur
t op na te
vooral in
is de 17e
iet de na-
het land-
lor de ge-
schilders
landhui-
jen, zoals
rnaemste
ichtstreek
zo de zee
assen en
ijl dezelfs
n konnen
leene, zoo
alven dat
Naglans
\elegen te
iwooning
daer on-
edige ten
prijze in-
invloeds-
eelvinck's
geïnteres-
lijkheden
;lijke ver-
voor geci-
n een bui-
tst van de
s mentali
teit was, moet men zich van het contact tussen de rijke families en
het 'gewone volk' niet teveel voorstellen. Waarschijnlijk geldt dit
ook voor de Geelvinck's en verbleven zij weliswaar met een zekere
regelmaat op hun buitens om gasten en zakenrelaties te ontvangen,
terwijl ze er ook familieleden lieten wonen, maar vertoonden zij zich
nauwelijks in Castricum en Bakkum en lieten zij het dagelijks be
stuur en financiële beheer vrijwel geheel over aan de door hen aan
gestelde schout en zijn schepenen.
Zo vraagt de in het begin van dit artikel als koper van grond ten to
nele gevoerde Nicolaas Geelvinck zich in zijn bedankbriefje aan
schout Tempelaar af, hoe hij de 325 gulden, die met de aankoop wa
ren gemoeid, in Castricum moet krijgen. Als hij daar regelmatig
kwam, zou dat geen problemen hebben gegeven. Nu zal hij probe
ren om het geld met iemand mee te geven.
Over de geschiedenis van Akerendam wordt vermeld, dat de achter
eenvolgende bewoners van deze buitenplaats, waaronder dus de
Geelvinck's, zich tot omstreeks 1800 nauwelijks met het nabijgele
gen Beverwijk en zijn inwoners bemoeiden.
Niettemin wijzen sommige gedocumenteerde voorvallen er op. dat
het wel en wee van hun dorpen de familie Geelvinck ook weer niet
geheel onberoerd liet. Zo werd in 1756 in de Grote Kerk van
Beverwijk het fraaie orgel, gebouwd door Christiaan Müller, in ge
bruik genomen, dat in 1753, aanvankelijk anoniem, was geschonken
door de op Scheybeek wonende Anna Elisabeth Geelvinck, een zus
ter van Nicolaas Geelvinck. Een dergelijke schenking kon zij overi
gens gemakkelijk doen. want bij haar dood in 1754 liet ze aan de er
ven het voor die tijd enorme bedrag van ruim I miljoen gulden na.
In 1755 helpt Nicolaas Geelvinck het gemeentebestuur van Castricum
met enkele duizenden guldens voor 'zware' reparaties aan kerk, pas
torie en school. Deze hulp bij een acuut probleem kan als een vorm
van medeleven met de plaatselijke bevolking worden gezien, maar
ook eigenbelang of op zijn minst zakelijkheid lijkt in het spel te zijn,
want het was geen schenking maar een lening. De kerkmeesters van
de Gereformeerde Kerk, Casper Janssen Terbrinck en Leonard
Tempelaar geven te kennen, dat deze schuld niet uit het geringe in
komen van de kerkelijke goederen kan worden terugbetaald en zij
krijgen toestemming van de Staten van Holland en Westfriesland om
extra plaatselijke belastingen te heffen, op de landerijen, op het 'ge
maal van tarwe en rogge' en op de slacht van koeien, varkens, scha
pen en lammeren.
Als een vorm van hulp aan individuele Castricumse burgers kan wor
den gezien de overname door Nicolaas Geelvinck in 1759 van een klein
stukje grond in de Kerkbuurt met de smederij en alle gereedschap van
de in 1758 overleden dorpssmid Casper Janssen Terbrinck. Weliswaar
niet tegen contante betaling, maar de weduwe van de smid. Trijntje
Jacobs, kreeg een lijfrente toegezegd van 80 gulden per jaar zolang
zij zou leven en bovendien een eenmalige gift van 6 tonnen turf.
Van Deelen noemt in zijn bekende boek over de historie van Castricum
de vele bezittingen van vooral Nicolaas Geelvinck, maar gunt hem
wat betreft zijn motieven in de verwerving van dit bezit het voordeel
van de twijfel: Misschien als geldbelegging, maar het kan ook zijn
dat hij de mensen die wat verkopen wilden, de behulpzame hand wil
de bieden'
Er waren naast de Geelvinck's meer rijke Amsterdamse families in
de 18e eeuw met landgoederen in Castricum en omgeving. Zo be
zat de Amsterdamse koopmansfamilie Deutz verschillende stukken
land in Castricum en Bakkum. waarondereen jachtgebied in het duin.
Jean Deutz van Assendelft, Heer van Heemskerk, die resideerde op
Assumburg, voegde in 1739 aan dit bezit nog toe de eendenkooi met
toebehoren, gelegen in de Castricumse polder nabij de grens met
Uitgeest, waarvoor hij 2300 gulden betaalde.
Gerard Bicker van Swieten. lid van een machtige Amsterdamse re
gentenfamilie, bezat een duingebied met konijnen 'gelegen onder de
Banne of Heerlijkheid van Castricumen het Zeeveld 'een duin met
konijnen we! gepopuleerd en met alles wat er op en aan groeit, ge
legen in Bakkum met het duinmij ershuis en landen'.
Joachim Rendorp, eveneens telg uit een Amsterdamse regentenfa
milie, was vrijheer en bewoner van Marquette en bezat ook duinter
rein. Hij kocht in het begin van de 18e eeuw verschillende akkers
hooi-en weiland in Castricum.
Voor de wat minder welgestelden. die zich niet de aankoop van gro
te buitenverblijven en stukken duingebied konden permitteren, maar
die niettemin geld over hadden voor een verblijf in de vrije natuur,
was het grensgebied van de duinen aantrekkelijk. In dit opzicht toont
reeds een gedetailleerde kaart vervaardigd door landmeter Johannes
Detail van de kaart 'De Heerlykheid van Castricumuit 1737, waarop duidelijk is te zien hoe de tekenaar de individuele boerderijen,
gelegen in de Kerkbuurt en Oosterbuurt op een lommerrijk erf, heeft aangegeven.
23