Op enkele meters afstand van de beschreven afvalkuil werd op dins dag 23 september 1969 een opmerkelijke vondst gedaan. Bij het ont graven van een vlak stuitte men op twee. met de randen op elkaar ge stapelde. bodemloze potten. Op de volgende afbeelding is duidelijk de 2e - 3e eeuwse bewoningslaag te zien. Deze laag is waarschijn lijk met stuifzand overdekt geraakt. De bewoningslaag bevond zich ongeveer 50 cm onder het maaiveld en was 15 tot 20 cm dik. Ondanks dat de potten ondiep waren ingegraven, wordt hieraan vooralsnog de functie van een eenvoudig waterputje toegedacht. Vanwege de beperkte graafmiddelen en mankracht was slechts een beperkt terreinonderzoek rond de twee genoemde vondsten moge lijk. Er werden meerdere afvalplekken gevonden met geringe hoe veelheden scherven. De veronderstelde paalgatsporen zouden op bebouwing kunnen wij zen. Het totale opgravingsvlak was echter te klein en het aantal waar genomen paalgatsporen te gering om een huisplattegrond te kunnen veronderstellen. Het in het opgravingsvlak waargenomen patroon van grijze banen is een algemeen voorkomend verschijnsel bij op gegraven nederzettingen uit de Romeinse tijd. Ze worden beschouwd als perceelgreppels of afwateringssleuven. Voorts werd in het vlak een houtskoolplek aangetroffen, mogelijk resten van een stookplaats. Het vermoeden dat we ons midden in een nederzettingskern bevon den werd bij toeval in 1972 bevestigd tijdens graafwerkzaamheden voor de aanleg van een zandbak op het achterliggende terrein. Toen werd de pottenstapel gevonden, die zich binnen een huisplattegrond bevond. In verband met de daar aanwezige bebouwing kon de huis plattegrond maar gedeeltelijk opgegraven worden. Cieweg 197(1 In het voorjaar van 1970 werd aan de zuidkant van de Cieweg een aanvang gemaakt met de huizenbouw. Daaraan voorafgaand werden enkele archeologische steekproeven genomen. De bovengrond was tot ongeveer 10 cm boven de mogelijk aanwezige grondsporen ver wijderd. Al spoedig bleken bewoningssporen uit de 2e - 3e eeuw vol op aanwezig te zijn. Het terrein verdiende een uitgebreid en profes sioneel onderzoek. De vakarcheologen hadden mogelijk andere pri oriteiten, zodat het helaas achterwege bleef. Nu kon er nauwelijks in zicht verkregen worden in de samenhang tussen de gesignaleerde grondsporen en de veilig gestelde bodemvondsten. Archeologische vondsten die uit hun verband zijn gerukt raken hun 'verhaal' kwijt en hebben in het meest gunstige geval alleen nog maar vitrine-waarde. In de bouwput langs de Cieweg, tussen Arisven en Baartven. werd een kleine concentratie scherven gevonden waaruit, een bijna com plete. middelgrote pot samengesteld kon worden. In de bouwput tussen Baartven en Kerckeven werden voor de twee de maal twee met de randen op elkaar geplaatste potten gevonden. Ook nu ontbraken de bodems. Rond deze pottenvondst werden veel scherven en grondsporen aangetroffen. In zijn boek 'Historie van Castricum en BakkunT maakt Van Deelen melding van een vijf meter lange en halve meter brede kuil die ge deeltelijk gevuld was met aardewerkscherven en botmateriaal. Een ver gelijkbare vondst deed zich voor in de bouwput aan de Kerckeven. Een enkele meters lange grijze baan bleek overvloedig met scherven ge vuld te zijn. Bij verwerking van dit materiaal konden er nauwelijks scherven aan elkaar gepast worden. Bij het afschaven van het grond vlak kon vastgesteld worden dat de schervengeul zich temidden van een rechthoekig patroon van grijze banen bevond. De rechthoekige grondverkleuring was op één van de hoeken onderbroken. Het is niet onmogelijk dat deze rechthoek het grondplan is geweest van een bouw werkje van bijvoorbeeld gestapelde plaggen. Waar de grond verkleu ring onderbroken was, zou een ingang geweest kunnen zijn. Binnen de rechthoekige grondverkleuring bevond zich een donkere plek. Het is achteraf niet te zeggen of het een paalgat of een haardplaats is geweest. Bi jzonder vondsten Een kleine, maar heel bijzondere vondst is een dobbelsteentje met vlak ken van ongeveer 1 x 1 cm. Bij dob belstenen vormen de punten van de tegenover elkaar liggende vlakken te zamen het getal zeven. In dit geval echter niet. Bij dit dobbelsteentje zijn de punten één tot en met zes wille keurig in de vlakken geprikt. Het dobbelsteentje. Twee met de randen op elkaar geplaatste potten. Duidelijk tekent de bewoningslaag zich afin het lichte zand. 18

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Jaarboek Oud Castricum | 1997 | | pagina 18