waarin zij zich bevonden tekende zich donkergrijs af in de omrin
gende lichte zandgrond. De noord-westelijke ton moet het eerst
ingegraven zijn. De resthoogte daarvan bedroeg 55 cm. De rest-
hoogte van de tweede ton was 65 cm. Deze ton moet later
geplaatst zijn, omdat deze gedeeltelijk door de wand van de eerste
ton ingegraven was. De ongeveer I cm dikke duigen werden bij
eengehouden door gespleten tenen, waarschijnlijk wilgen. De dia
meter van de eerste en tweede ton waren resp. 45 en 50 cm. Er
werden geen merksporen op, of spongaten in de duigen gevonden.
In de bovenvulling van de eerste ton bevonden zich enkele gebak
ken stukken huttenleem (haardplaatresten?) en wat botmateriaal.
Uit de ondervulling kwam een misvormde steengoed-kruik, waar
van hals en oor waren afgebroken en niet teruggevonden werden.
De kruik is een importprodukt uit het Duitse Rijnland (Siegburg).
Het is merkwaardig dat zo n wanprodukt zover van het produktie-
gebied terecht is gekomen. Uit de bovenvulling van de tweede put
kwamen enkele brokstukjes van vroege baksteen en uit de onder
vulling een paar grijze aardewerk-scherven. Blijkens het vondst
materiaal zouden de tonputten uit de tweede helft van de 14e eeuw
kunnen dateren.
E. Mooij
Geraadpleegde literatuur:
Bloemers, J.H.F., e.a.. Verleden land. Archeologische opgravingen
in Nederland. Meulenhof Informatief BV. Amsterdam 1981.
Diederik, F., Archeo-Logica, Uitgeverij Pirola. Schoorl 1989.
Helderman. E.J., Enige resultaten van vijftien jaar archeologisch
onderzoek in de Zaanstreek, Westerheem XX-1-1971.
Mooij. E.. Pottenstapel als waterput in plan Molendijk. 2e jaar
boekje Stichting Werkgroep Oud-Castricum 1979.
Mooij, E., De onderkant van Castricum, in Op zoek naar
Castricum's verleden. Uitgeverij Pirola. Schoorl 1992.
Renaud, J.G.N.. Middeleeuws ceramiek, A.W.N.-monografie no.
3.
Zuurbier S.P.A., De Sectie C van Castricum, 9e jaarboekje
Stichting Werkgroep Oud-Castricum, 1986.
Zuurbier, S.P.A., De Albert's Hoeve, 9e jaarboekje Stichting
Werkgroep Oud-Castricum, 1986.