Bewoning aan de Rietkamp
Inleiding
Voorafgaand aan het bouwrijp maken van een perceel grond aan
de oostkant van de Rietkamp werd door de Werkgroep Oud-
Castricum op 30 oktober 1993 grondboringen verricht. Dit gebied
had onze belangstelling, omdat al vanaf de zestiger jaren er vele
vondsten uit de 2e - 3e eeuw in dat gebied werden gedaan.
De ongeveer één meter diepe boringen, aan de oostkant van de
Rietkamp, gaven het vertrouwde beeld te zien van een wadzandige
ondergrond met schelpen, afgewisseld met kleiplekken. Een der
gelijke ondergrond was al eerder in de omgeving van de Cieweg
waargenomen.
Het aantal boringen aan de Rietkamp was eigenlijk te gering om
informatie te kunnen verkrijgen over eventuele in de bodem aan
wezige resten van vroegere bewoning. Slechts éénmaal werd een
inheemse aardewerkscherf uit de Romeinse tijd in de boorvullin-
gen aangetroffen (zie kaart, boorgat 3). Met deze boringen zou het
toch niet de laatste bemoeienis van de werkgroep-leden met dit
bouwperceel zijn.
De vondst van een pottenstapel
De voorbereidende grondwerkzaamheden waren al begonnen toen
Harry Vermanen, lid van de werkgroep, op donderdag 20 januari
1994 door de heer Bleijendaal gewezen werd op een donkere plek
met scherven in een smalle uitgraving, parallel aan de Rietkamp.
De heer P. Bleijendaal was tijdens het bouwrijp maken van plan
Molendijk-zuid. in de jaren 1965-1966. machinist op een graafma
chine. Hij stuitte toen, tijdens zijn werk, op scherven van een
inheemse pot. De scherven werden mee naar huis genomen en in
huiselijke kring aan elkaar geplakt, waarna de vaasvormige pot
binnenshuis een plaatsje kreeg. Nu volgde Bleijendaal, uit liefheb
berij, de graafwerkzaamheden met een metaaldetector.
Op de aangewezen plek maakte Vermanen een kleine insteek en
stuitte daarbij op gestapelde potten (zie kaart, punt B). Diezelfde
dag werd contact gezocht met de waarnemend provinciaal archeo
loog van de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek
(ROB), de heer J-K.A. Hagers. Deze kwam de volgende dag kij
ken en gaf het advies de grond verkleuringen in kaart te brengen en
de pottenstapel te bergen. Een grotere betrokkenheid van de ROB
was niet mogelijk. De volgende dag, zaterdag 22 januari, vond de
berging plaats.
Het contact met de heer Bleijendaal leverde nog iets op. Na bijna
dertig jaar in zijn bezit te zijn geweest, schonk hij in februari 1994
de, door hem gevonden, pot aan de werkgroep.
Overzichtskaart met de borin
gen en de archeologische
waarnemingspunten.
20