In de Oosterbuurt is ook een sestertius gevonden, die geslagen is in de regeringsperiode van Antonius Pius (138-161of van Marcus Aurelius (161-180). Op dezelfde akker in de Oosterbuurt zijn twee zilveren denarii gevonden van Faustina II. geslagen in Rome tus sen 161 tot 175. Faustina II was de vrouw van Marcus Aurelius. Nog een zilveren denarius is van bijna dezelfde tijd. slechts enkele jaren later in Rome geslagen op naam van zijn zoon, keizer Commodus 180-192). Oosterbuurt. In aangevoerde grond, gestort bij begraafplaats Onderlangs, zijn een antonianus van Tetricus I en ook een van Tetricus II (273) gevonden. Beide munten werden geslagen in Gallië. Tenslotte nog twee munten uit het eind van de derde eeuw. beide gevonden in de Oosterbuurt: een antonianus van Aurelius (270-275) en een barbaarse imitatie van een antonianus die niet verder te determineren is. Caracalla, Romeins keizer van 211 tot 217. In 193 begint er een nieuwe periode in het Romeinse Rijk: Commodus was vermoord en er komen militaire keizers aan de macht. Van een van deze zogenoemde soldatenkeizers werd ook in de Oosterbuurt een zilveren denarius gevonden. Het gaat om een munt van Caracalla. die in 211 samen met zijn broer Geta keizer werd. maar zijn broer eind 212 liet vermoorden, omdat hij alleen wilde regeren. Hij had de macht tot 217 in handen. Caracalla wilde het wereldrijk van Alexander de Grote herstellen. Ter financiering van een daartoe noodzakelijke veldtocht tegen de Parthen liet hij in 215 een nieuwe 'zilvermunt' van laag gehalte slaan, de Antonianus. die van 243 tot 293 de voornaamste Romeinse munt bleef. Van Gordianus III (238-244) is de volgende munt: een verzilverde antonianus, geslagen in Rome en teruggevonden in de Oosterbuurt. Zo'n zelfde soort antonianus werd daar ook gevon den, mogelijk in Lyon geslagen en uit een iets latere periode (kei zer Postumus, 259-268). Van Tetricus I (270-273), keizer van het Gallische Rijk, zijn drie in Frankrijk (Gallië) geslagen antoniani gevonden, ook alle in de Een zilveren denarius van Caracalla. Uit de eerste helft van de vierde eeuw zijn teruggevonden: twee in Trier geslagen koperen follis van keizer Constantijn II (330-331). Ze kwamen uit aangevoerde grond nabij begraafplaats Onder- langs. Op het strand van Bakkum werd een niet nader te determi neren follis gevonden uit ongeveer dezelfde periode. Uit de laatste periode van de Romeinen is er in Noord-Bakkum een koperen as gevonden van keizer Valentinianus I (364-375). De meeste munten zijn sterk gesleten en gecorrodeerd door het lange verblijf in de grond. In vergelijking met omliggende dorpen zijn er hier in Castricum relatief veel Romeinse munten gevonden. Dit kan te maken hebben met het feit dat de woonlagen uit de Romeinse periode in Castricum niet diep onder de oppervlakte lig gen. H. Zomerdijk Bronnen: Determinatie: Dr. J.P.A. van der Vin. Koninklijk Penningkabinet te Leiden. Literatuur: Muntwijzer voor de Romeinse tijd; Prof. dr. A.N. Zadoks-Josephus Jitta en drs. W.A.van Es; 's Gravenhage 1962. 19

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Jaarboek Oud Castricum | 1996 | | pagina 19