Vrijgelegd skelet van een volwassen vrouw'. Ze lag naast een palissade in een greppel. doden meegegeven. Vier van de vijf individuen waren met het hoofd naar het zuiden gelegen, de vijfde (een man) lag in tegenge stelde richting. De betekenis van deze afwijkende oriëntatie is niet duidelijk. Het gaat in ieder geval niet om een door sexe ingegeven verschil. Unieke vondsten uit de Laat-Romeinse Tijd De bewoningsdichtheid van het westelijk kustgebied zowel ten noorden als ten zuiden van de Romeinse rijksgrens, neemt tegen 260 - 270 dramatisch af. Zo sterk zelfs dat voorheen werd veron dersteld dat het gebied geheel zou zijn verlaten. Als oorzaken daarvan werden politieke onrust in het Romeinse Rijk. invallen van Germaanse stammen en vernatting genoemd. De inheemse bevolking zou als gevolg daarvan samen met de Romeinen - van wie ze economisch in belangrijke mate afhankelijk zouden zijn geweest - naar rustiger streken in het zuiden zijn getrokken. Het voortbestaan tot op de dag van vandaag van prehistorische namen en archeologische vondsten (Uitgeest. Texel) tonen echter aan dat dit gebied na 260 - 270 niet volledig kan zijn ontvolkt. Arche ologen menen nu dat de achterblijvers zich vooral in de hogerge- legen duinen hadden teruggetrokken, en daar is tot op heden nog nauwelijks onderzoek verricht. Tegen deze achtergrond zijn de vondsten in de Oosterbuurt specta culair te noemen. Niet alleen voorwerpen maar ook een groot deel Kralenketting van glaspasta uit de 4e eeuw'. De kralen hebben een hart van goudfolie. De ketting werd aangetroffen rond de hals van een op de huik begraven vrouw. van een rechthoekig boerenerf zijn hier aangetroffen. De resten heten zelfs exacte dateringen toe. De bewoning neemt een aan vang omstreeks 250 na Chr. en duurt tot minstens 325 na Chr. De ruimtelijke ontwikkelingen in het gebruik van het erf zijn door exacte dateringen, verkregen uit jaarringenonderzoek. uitzonder lijk goed te volgen. Er is sprake van grote bouwactiviteit, waarbij boerderijen, schuurtjes, waterputten en palissades worden gebouwd, hersteld en vervangen. Het erf wordt uitgebreid ofwel in de ruimte verplaatst. Aan de buitenzijde van de zuidelijke palissade wordt een volwassen vrouw gestrekt op de rug en het hoofd naar het oos ten begraven. Ook aan haar zijn geen grafgiften meegegeven. Van één van de boerderijen kon het grootste deel van de platte grond worden blootgelegd. Het gaat om een houten drieschepige woon -stalboerderij met een breedte van ca 6 m en een lengte van tenminste 36 m. De eikebomen die nodig waren voor de bouw van het huis werden in de winter van 271-272 geveld. Omstreeks 290 wordt het vermoede lijk laatste huis op dit erf gebouwd. Een opvallende groep recht hoekige kuilen zonder dui delijke funktie, gelegen merendeels buiten het genoemde erf, zou ten dele gelijktijdig kunnen zijn met dit jongste gebouw. Op het moment dat ze worden gegraven, is de palissade, die werd aangelegd tussen 264 en 267, in ieder geval voor wat betreft het gedeelte aan de noord zijde, inmiddels weer verdwenen. In deze kuilen zijn vele fragmenten van op de draaischijf vervaardigde, grijze aardewerken kommen met standvoetjes gevonden. Dit type aardewerk is kenmer kend voor de late derde en vierde eeuw. Het is Kopfragment van een gouden haarpin uit ca 400 na Chr. 16

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Jaarboek Oud Castricum | 1996 | | pagina 16