een der pompen zich bevindt. Na drie jaar experimenteren laat
men die eindelijk eens repareren. Zelfs over een paar sleutels voor
de spuithuisjes wordt eindeloos gepraat en rapporten geschreven.
In de tussentijd breken weer een paar branden uit, waarbij de
brandweer machteloos moet toezien hoe de woningen geheel
afbranden. Echte veranderingen zullen pas ruim na de eeuwwisse
ling plaatsvinden. In de vergadering van de Brandraad in april
1898 wordt voor het eerst gesproken over een vrijwillige brand
weer, maar ook die zal nog lang op zich laten wachten.
We maken nu een sprong in de tijd. Inmiddels is J. Mooy in 1888
burgemeester geworden en zal dat blijven tot 1918. In 1911 wordt
om niet nader vermelde redenen
de brandspuit, die in het huisje
aan de Kramersweg staat, ver-
kocht. Het spuithuisje bij de
gemeentetoren wordt ver-
ZUIÜPOMP
te gebruiken in put of sloot
kocht aan Bernardus Res voor 200,-. Het geld
wordt bewaard voor de aankoop van grond 'ter gele
gener tijd'. In plaats van enige verbetering, blijkt nu dus
dat de vele spuitgasten het vanaf nu met 1 spuit moeten doen.
De ommekeer
Bij zijn aantreden op 1 juli 1918 treft de nieuwe burgemeester
P.H.L.J. Lommen een slecht functionerende brandweer aan, die
zich met twijfelachtig materiaal moet behelpen. Op 23 oktober
1919 richt hij zich tot de raad en zegt hij dat hij aan de Commis
saris van de Koningin heeft geschreven, dat hij geen verantwoor
delijkheid bij brand, gezien de toestand van de brandmiddelen, kan
aanvaarden. Hij heeft de gemeenteopzichter een rapport over de
inrichting van de brandweer laten opmaken. Hij geeft de raad te
verstaan dat er onmiddellijk maatregelen moeten worden geno
men. J. Schuijt sputtert tegen en wil op de bekende manier nog
eens uitstel. Hij wil het bouwvallige apparaat nog eens laten repa
reren en misschien later een nieuwe brandspuit kopen. Lommen
vraagt aan Schuijt of hij de verantwoordelijkheid dan wil dragen.
Als men blijft sputteren over het vele geld dat dit gaat kosten,
geeft Lommen aan dat de investering door een geldlening afgedekt
kan worden. H. Schipper vindt, dat er gelet op het rapport weinig
anders op zit, waardoor de burgemeester als hoofd van de brand
weer zijn verantwoordelijkheid kan dragen. Lommen heeft zijn
zaak goed voorbereid en zonder hoofdelijke stemming wordt het
college van B&W gemachtigd om voor 5600,- brandblusmidde-
len aan te schaffen.
De werking van de 'wittepomp: bij brand wordt de slang van de
zuigpomp in een sloot gelegd. De perspomp wordt dicht bij de
brandhaard geplaatst. Door middel van gekoppelde slangen wor
den de pompen met elkaar verbonden. Twee pompei s bedienen de
zuigpomp en vier de perspomp. Andere pompers staan gereed om
het zware werk over te nemen. Als men vijftien minuten gewerkt
heeft, wordt het bevel "kwartier" gegeven. De zes mannen krijgen
dan een glaasje jenever of brandewijn. De andere groep neemt
ondertussen het pompen over.
cum is een dorp dat zich snel uitbreidt. Hierop is de hopeloos ver
ouderde brandweerorganisatie absoluut niet ingesteld. De kom van
het dorp krijgt langzamerhand een aaneengesloten bebouwing met
alle brandgevaren vandien. Lommen zorgt voor een nieuwe veror
dening en er wordt uitgekeken naar geschikte personen voor het
nieuwe vrijwillige brandweerkorps. Criteria zijn: leeftijd, beschik
baarheid, bereikbaarheid en uiteraard geschiktheid om hun werk te
kunnen doen. Met name wordt gedacht aan mannen die in de
dorpskom, of in Bakkum hun werk hebben. Zo wordt bijvoorbeeld
aannemer-timmerman Gerrit Kabel benaderd. Hij heeft zijn werk
plaats aan de Dorpsstraat 24, in een schuur achter het pand van
burgemeester Mooy. Hij heeft een zestal knechten, Jan
Houtenbos. Sip Veenstra, Jan Tromp en Dirk Tromp, Jan Schuijt
en Janus Hopman. Gerrit Kabel met 2 knechten sluiten zich aan.
Daarnaast weet Lommen enige andere bekende plaatsgenoten als
de smeden Cor Peperkamp en Dorus de Groot te strikken. De
Vrijwillige Bandweer wordt op 11 februari 1920 opgericht. Per 20
februari 1920 wordt de nieuwe brandweerverordening vastgesteld
en de twaalf brandweerlieden worden benoemd. De mannen van
het eerste uur zijn: J. Tromp van de Oosterbuurt als commandant,
B.J. Roemer en J. Lute als motormachinisten en Q. Stolk als assis
tent. Er zijn twee pijpleiders, J. Houtenbos en G. Kabel en drie
slanghouders C.J. Peperkamp, Th. de Groot en G. de Nijs Jbzn.
Deze mannen zijn ingedeeld bij de motorbrandspuit. Voor de
handbrandspuit in Bakkum worden aangesteld: A.C. Borst als
commandant en C. de Groot en J. Hoebe.
De verordening van 1920
De vri jwillige brandweer, 11 februari 1920
Daar blijft het niet bij, want burgemeester Lommen zit nog met de
gebrekkige organisatie van de brandweer. Het korps bevat veel te
veel manschappen en kan alleen daardoor al niet efficiënt functio
neren. Daarbij komt dat met de nieuwe spuit minder mensen nodig
zijn. Hij besluit dan ook tot een ingrijpende verandering. De ver
plichte brandweerorganisatie wordt ontbonden. Daarvoor in de
plaats moet in navolging van omliggende plaatsen als Alkmaar,
Beverwijk en Zaandam een vrijwillige brandweer komen. Castri-
In de verordening van 1920 wordt gesproken over de nieuwe
motorbrandspuit, die in het spuithuisje naast de gemeentetoren
wordt geplaatst. De handbrandspuit staat in het spuithuisje te
Bakkum naast de woning van de rijksveldwachter. Er wordt in de
verordening onderscheid gemaakt tussen de organisatie van de
vrijwillige brandweer in Castricum met de nieuwe motorspuit, en
de oude organisatievorm in Bakkum met de oude handspuit. Er
worden ook nieuwe vergoedingen geregeld: in Bakkum krijgen de
brandweercommandant, opperbrandmeester en brandmeester voor
elke brand vijf gulden en drie voor een oefening. De manschappen
van de handbrandspuit krijgen 75 cent voor het eerste uur en ver-