prooi der vlammen. Het jaar 1871 eindigt met twee branden: de
woning van Hendrik van der Heijden in de Oosterbuurt gaat op 25
september in vlammen op. De tweede bewoner -het gezin van
Cornelis Orij- raakt alles kwijt. Zij zijn niet verzekerd. En op 4
december is de kapitale boerderij van D. Meijne aan de beurt. Het
huis met veestalling, kapberg en boet vatte om 11 uur 's avonds
vlam. De gehele wintervoorraad van koren, hooi en stro ging ver
loren. Het vee kon voor het merendeel worden gered, 5 koeien
kwamen echter in de vlammen om.
Watervoorziening
In de gemeenteraadsvergadering van 8 april 1868 brengt Zaalberg
het gebrek aan bluswater ter sprake. In 1867 is de spoorlijn in
gebruik genomen, waarnaast sloten zijn gegraven. Die wil
Zaalberg benutten om de precaire situatie met het bluswater in de
kom van het dorp te verbeteren. Er bestaat nog geen waterleiding
net, de inwoners halen hun water uit een bij de woning gelegen put
of pomp. Castricum had drie beken, die richting polder liepen.
Deze beken waren via greppels met de land- en tuinbouwgebieden
in het dorp verbonden en stonden in de zomer regelmatig droog.
Er worden maatregelen genomen om het water dichterbij het raad
huis te krijgen. Zaalberg wil naast verbetering van de watertoevoer
ook een eigentijdse brandspuit. Mooie woorden, maar het duurt
hijna tien jaar voordat een echte brandspuit wordt aangeschaft.
Krachtdadig optreden
Burgemeester Moens, die Zaalberg na korte tijd opvolgt, weet in
zijn achtjarige ambtstermijn geen verbetering aan te brengen. In
januari 1875 laat hij drie raadsleden nog onderzoeken welke spuit
aangeschaft moet worden. Met zijn opvolger Jonkheer Mr. J.W.G.
Boreel van Hogelanden (1877-1888) breken andere tijden aan. Hij
zal de zaken groots aanpakken. De eerste stap is ƒ750,- op de
begroting van 1879 te zetten voor de aanschaf van een brandspuit.
De aankoopnota van F.M. Kronenburg, Leverancier van bekroon
de brandspuiten' uit Alkmaar van 7 september 1877 vermeldt een
handbrandspuit met zuigbuizen en straalpijpen. Die hoeft dus niet
meer handmatig met water gevuld te worden. Een hele verbetering
voor de manschappen, maar vooral voor het resultaat. De volgende
stap is de bouw van een brandspuithuisje aan de Kramersweg. Op
die plek staat een schuthok, dat verplaatst moet worden naar een
plek bij het huis van P. de Graaf aan de Oudeweg. Het spuithuisje
heeft lange tijd als zodanig dienst gedaan. Het pandje met een
karakteristieke gevel is in 1961 afgebroken, na ook nog tientallen
jaren dienst te hebben gedaan als Kruisgebouwtje. Op dezelfde
plek staat nu het pand van makelaar Kloes. De voortvarende bur
gemeester heeft inmiddels ook een nieuwe brandverordening
opgesteld. Hij pakt ook de organisatie grootschalig aan, te groots
zoals weldra zal blijken. Het aantal manschappen wil hij van 12
naar 101 brengen. Maar raadslid J. Kuys Pzn. gaat nog verder,
maar liefst 187 koppen moet het korps gaan tellen. De burgemees
ter vindt dat wat erg veel, maar de motie van Kuys wordt met 3
tegen 2 aangenomen.
Iedereen moet meewerken
Aan het hoofd komt een brandmeester, geassisteerd door een
adjunct; er zijn 6 commandanten. 16 kwartiermeesters en 164
manschappen. Tot de functies behoren pijpleiders, werklieden,
slanghouders, (128) pompers, slangbewaarders en tenslotte 2 licht
dragers. Daarnaast wordt nog een Brandraad benoemd, die het toe
zicht op de brandblusmiddelen en het personeel heeft. De bran
draad bestaat uit de voorzitter, brandmeester J. Kuys Pz. (het
raadslid van de motie) en adjunct-brandmeester O.J. Kehl en ver
volgens de commandanten, W. Melker, K. v.d.Berg, J. Koopman,
J. Res, J. Stam en F. Twisk Czn. Of dit alles nog niet genoeg is,
worden volgens de verordening nog eens 33 mannen aangesteld
voor aanvullende werkzaamheden als het wegruimen van brandge
vaarlijke goederen, het luiden van de torenklok en nog eens 6
lichtdragers. Van 12 is de bezetting uitgegroeid tot 220 manschap
pen. Nu moet de maximum leeftijd veertig jaar zijn, maar als blijkt
dat de kom der gemeente niet zoveel mannen van die leeftijd
heeft, vindt men een eenvoudige oplossing en wordt de leeftijd
naar 45 jaar verhoogd.
Verdere maatregelen
De eerste oefening met het voltallige brandweerkorps wordt na de
aflevering van de nieuwe spuit op 18 juni 1879 gehouden. Geen
onverdeeld succes. Aan de manschappen ligt het niet, op drie na
komt iedereen opdagen. Willem Liefting, Klaas Steeman en
Cornelis Roskam worden voor hun afwezigheid beboet. Het nieu
we apparaat vertoont allerhande mankementen. De spuit wordt in
Alkmaar gerepareerd, waarvoor 55,- in rekening wordt gebracht.
Dat pikt de burgemeester niet, want er is toch zes jaar garantie. Hij
vraagt eerst deskundig advies, waaruit blijkt dat het een construc
tiefout betreft. Uiteindelijk wordt een schikking getroffen. Het
advies is gevraagd aan de gemeente-architect van Beverwijk N. de
Wolf, die ook desgevraagd een advies uitbrengt over de wateraan-
voer. De gemeente wil een nieuwe brandput laten maken, maar De
Wolf vindt een eenvoudiger oplossing. Simpel een sloot uitdiepen,
die vanaf de spoorsloot naar de woning van Mooy loopt.
Daarnaast moet een beschoeiing in de beek bij Reinders worden
aangebracht. Tenslotte beveelt hij de aankoop van een aanjager bij
de brandspuit aan. Spoedig wordt, met zoveel manschappen, de
behoefte aan een tweede brandspuit gevoeld. Die wordt natuurlijk
niet bij Kroonenburg gekocht, maar F.W. Stoel uit Alkmaar mag
de zuig-perspomp in 1881 voor 250.- leveren.
De witte en de bruine ploeg
De twee pompen worden in het vervolg onderscheiden als de witte
en de bruine pomp. De witte is ondergebracht in het spuithuis aan
de Kramersweg en voor de nieuwe bruine wordt een onderkomen
gevonden in het voormalige lijkhuisje bij de gemeentetoren. Het
huisje is daartoe ten koste van 50.- verlengd. Raadslid Jb Kuys
heeft nog wel eerst aangedrongen op ventilatie in het huisje. De
manschappen worden over de beide spuiten verdeeld. De ploegen
worden onderscheiden door een bruine of witte armband, die
bovendien doorlopend genummerd zijn. De commandanten en
kwartiermeesters van de ploegen zijn herkenbaar aan de witte of
bruine stok. Brandmeester en adjunct hebben een stok met hun
rang en het gemeentewapen. De stok van de brandmeester is nog
in de huidige brandweerkazerne aanwezig. In 1884 wordt de ver
ordening nog eens aangepast. Opvallende artikelen zijn, dat bij
brand tussen 4 uur 's middags en 8 uur 's morgens niet alleen de
klok geluid wordt, maar dat ook ratelaars de ronde zullen doen om
de manschappen op te roepen. Daarnaast schijnt het nodig te zijn
geweest om een verbod op te nemen om het spuithuisje open te
breken als er geen sleutel aanwezig blijkt. Er kunnen paarden en
voertuigen van de burgerij gevorderd worden en een dronken
medewerker wordt direct gearresteerd en pas ontslagen als hij zijn
roes heeft uitgeslapen. De beide ploegen worden in 1878 drastisch
ingekrompen, de personeelssterkte gaat van 220 naar 136 man.
Weinig verandering
Ondanks deze maatregelen verandert er niet echt iets. Er wordt
bijvoorbeeld regelmatig gesproken over de slechte toestand waarin
6