weg zal mogen uytgieten, op de boete van 2:12:8 de bekeuring
zal door de Buuren zo wel als door den Schout of Bode mogen
geschieden en daarvoor de helft van de boete genieten, midts zulks
aen den Schout bekend te maken".
Joan Geelvinck
Een ander oud stuk met betrekking tot de brandweer is een keur
(verordening) op de hooibroei te Castricum, die door de schout en
schepenen onder Mr. Joan Geelvinck. Heer van Castricum en
Croonenburgh is vastgesteld. De verordening is niet gedateerd,
maar Geelvinck bezat de Heerlijkheid Castricum van 1764 tot
1802. Het document moet gelet op de namen, die daarin vermeld
staan, omstreeks 1795 worden gedateerd. Het handelt over de
benoeming van een viertal hooistekers. Het gaat om Jan
Brakenhoff in de buurtschap Heemstede, Cornelis Schrama in de
Oosterbuurt. Fulps Ranke in de Kerkbuurt en Simon Duynmayer
in Bakkum. De complete tekst ervan luidt:
"Keure op het broeijen van het Hooy onder Castricum.
Schout en Schepenen der Heerlykheyd van Castricum. hebben op
de propositie en goedvinden van den Wel Edelen Gestrengen Heer
Mr. JOAN GEELVINCK. Heer van Castricum en Croonenburgh
&c. &c. als tragtende soo veel mogelyk is, voor te komen alle
ongeiucken van Brant, die door het sterk broeijen van het Hooy te
dugten zyn ('t welck God geheve te verhoede) voor ditJaar tot
Hooysteekers en Keurmeesters gecomitteert de ondergenoemde
Persoonen, gevende by dese aan de selve Keurmeesters de magt,
en authoriteit, om ten allen tvde als sy het nodig oordelen, Egter
ten minsten eens, of tweemaal in vder week, in de Maande July en
Augusty of langer na tyts omstandigheyd, soo wet, als op verzoek
en aanklagte van Bueren of andere geintresseerdens daar ontrent
woonende of Eygendom hebbende, te visiteeren alle Hooyhuysen,
Schueren, Bergen en Klampen in Castricum staande, en zy des
nodig bevindende de Eygenaars of Opsigters van 't Hooy aan te
seggen en te gelasten, dat zy hun broeijent Hooy aanstonts sullen
hebben te steecken, lugten of we! te verplaatsen uyt de
Hooyhuysen, Schueren, Bergen of Klampen, soodanig dat daar
geen brant van te vreesen is, met Waarschouwinge dat by nalatig-
hevd of onwillighevd sulcx met Communicatie van dese Agtb:
Geregte, ten Lasten en Kosten van soodanige nalatige en onwilli
ge gedaan en besteet sal worden, en bovens dien yder dag na de
Waarschouwinge te verbeuren twee Kennemer Ponde boeten voor
de Schout, en zyn tot Keurmeesters aangestelt. Aldus gedaan,
gekeurt en gearresteert op den Regthuyse van Castricum, en ten
selven dage na voorgaande Kloeke geklep geplubliceert ter pref-
entie van Schouten en Schepenen den....".
Zomerdijk voor Bakkum. Zij werden overbodig, doordat brand
door hooibroei practisch niet meer voor komt.
Een draagbare brandspuit in 1805
De gemeente Castricum besluit tot de aankoop van een brandspuit
op een aanbieding van Mr J.H. Onderdewijngaart Cansius uit
Delft: Bericht van intekening op verbeterde draagbare brand
spuiten, ten einde langs die weg meer algemeen te maken: Deze
gemeente is nog nooit van zulke een onontbeerlyk werktuig voor
zien geweest, waarvan de kosten ten hoogste f 64,- kunnen
belopen". De spuit wordt door de schout ontvangen en deze maakt
daarvan in de vergadering van 7 augustus 1805 melding: "De
brandspuit zal berusten onder toezicht van de schout en ten zijnen
huize, opdat daar van ingevalle van nood altijd gebruik gemaakt
kan worden".
Landelijke organisatie
In 1815 gaat de overheid zich nadrukkelijk bemoeien met de orga
nisatie van de plaatselijke brandpreventie- en bestrijding.
Gedateerd 22 juni 1815 krijgt de gemeente een rondschrijven van
Gedeputeerde Staten van Noord-Holland, waarin men vooruitlo
pend op een komend brandweerreglement waarschuwt voor de
gevaren van hooibroei. Met beveelt de gemeenten aan "om de bin
nen de Gemeenten zich bevindende Brandspuiten met alle zorg en
accuratesse te doen examineren en proberen en ook geswegens de
noodige verordeningen te maken, teneinde in het onverhoopte
geval van brand, tot hulp dergene die dit onheil zoude mogen tref
fen, te kunnen spoeden".
Wat er met de missive gebeurd is, wordt niet vermeld. Behoudens
de aanstelling van de hooistekers, bekommert men zich er kennelijk
niet zo om. De gemeente Castricum beschikt voor haar uitgestrekte
grondgebied met vele zeer verspreid liggende boerderijen over 1
draagbare brandspuit. De spuit is in 1805 voor een bedrag van 68
gulden en 10 stuivers aangekocht. Het is een -zelfs voor die tijd-
ouderwets geval, dat met emmers van water moet worden voorzien
en ook de spuit moet met de hand worden bediend. In 1830 tellen
Castricum en Bakkum samen 791 inwoners en 134 huizen.
Provinciaal ingrijpen
Op 20 juni 1816 sturen de Gedeputeerde Staten van Noord-Holland
een brandweerverordening als gevolg van hooibroei naar de
gemeenten met het verzoek om deze voor Castricum vast te stellen.
Hooistekers
In een agrarisch dorp als Castricum was brand als gevolg van
hooibroei een der belangrijkste oorzaken. Om dit gevaar zoveel
mogelijk te voorkomen werden zogeheten hooistekers benoemd.
Deze mannen controleerden zeer regelmatig, 1 of 2 keer in de
week in het hooiseizoen of zolang het nodig was de temperatuur
van het opgeslagen hooi. Zij deden dit met behulp van peilijzers
die zo diep als mogelijk in de hooiberg werd gestoken. Zonodig
moest de hooischelf uit elkaar gehaald worden om brand te voor
komen. Deze hooistekers of hooipeilers behoorden tot 1969 niet
tot de brandweer, maar vielen rechtstreeks onder de verantwoor
ding van schout en schepenen en later van burgemeester en wet
houders. Brandweercommandant Tinus Hopman heeft er voor
geijverd, dat zij onderdeel werden van de vrijwillige brandweer.
Dat was in 1969, voor niet zo lang. want het beroep bestaat sinds
1982 niet meer. De laatsten waren G. Bos voor Castricum en P.