Tweehonderd jaar brandweer in Castricum Inleiding In het dagboek van Jan de la Chambre, schepen en burgemeester van Beverwijk, wordt een grote brand beschreven, die op 29 juli 1795 in Castricum heeft gewoed: Deeze nademiddag om 3 Uuren ondstond aldaar een felle Brand waardoor binnen konen tijd 5 Huizen bene vens de Stalling Schuur bij de Herberg in den Asch werde gelegt, de Herberg zelve schoon beschadigt, is echter staande gebleven. Sonder de spoedige aangebrachten Hulpe onzer Meede Burgeren van Beverwijk Uitgeest zoude alle Huizen om de Kerk een Prooij der Vlammen zijn geworden, 8 Huis-gezinnen uit 34 Menschen waar onder 19 Kinderen geteld worden, bestaan; zijn daar door in de bit terste Armoed gedompeld; waar voor hier ter Steede op den 16 Sepbr dezes Jaar gecollecteerd is een Zomme van f 93-1 /-:" Dit is de oudste vermelding van een brand, die over Castricum bekend is. Opvallend is, dat gesproken wordt over 'hulp' en geen woord gerept wordt over brandweerlieden, die de brand geblust zouden moeten hebben. Branden van een dergelijke omvang kwa men vroeger vaak voor. Ons dorp is van een brand van deze omvang verder verschoond gebleven. Van vrijwel elke stad of dorp zijn grote branden bekend, waardoor steden en dorpen geheel of grotendeels in de as werden gelegd. Brandgevaarlijk In de steden en grotere dorpen beseft men maar al te goed de geva ren, die aan een compacte bebouwing zijn verbonden. De wonin gen zijn aanvankelijk geheel van hout opgetrokken, waarbij door gaans een schoorsteen ontbreekt. In het gunstigste geval beschikt men over een houten rookkanaal. De stookplaats is in vroeger eeu wen een kuil in de lemen vloer. Tel daarbij nog een veelal rieten dakbedekking afgedicht met pek, en een klein ongelukje met vuur is voldoende om het geheel in korte tijd te doen afbranden. Een belangrijk jaar in de geschiedenis van de brandweer is 1521 als Karei V een wet uitvaardigt, waardoor het bouwen van huizen anders dan van steen verboden wordt. Maar het zal nog lang duren, voordat die wet ook daadwerkelijk uitgevoerd wordt. Met name op het platteland en in de kleinere steden neemt men het met die verordening nog niet zo nauw. In vele plaatsen en zelfs streken blijven de houten huizen -tegen het verbod in- gewoon gebouwd worden. In onze omgeving zijn er voorbeelden te over van plaat sen, die de wet niet letterlijk genomen hebben. Het voordeel is dat prachtige dorpen als Marken, Broek in Waterland en vele andere plaatsen in Noord-Holland met houten huizen nog bestaan. Brandweermiddelen Van een brandweerorganisatie is aanvankelijk geen sprake. Elke burger heeft de plicht om bij brand datgene te doen wat de plaatse lijk overheid voorschrijft. Veel kan men niet doen: het vuur moet bestreden worden met water, dat met emmers in de brandhaard gegooid wordt. Natte zeilen moeten voorkomen dat het vuur" over slaat naar belendende percelen. Vaak is het pand al tot de grond afgebrand, voordat men ook maar iets heeft kunnen uitrichten. De ontwikkeling van de brandspuit begint in de zeventiende eeuw met de Neurenburger smid Johann Hautsch. die een brandspuit heeft vervaardigd: een nogal log gevaarte dat met sleden vervoerd moet worden. Zo'n succes is deze spuit nooit geweest, want de waterstraal komt uit een straalpijp, die vast verbonden was met de pomp, waardoor de waterstraal nooit het vuur dicht kan benaderen. Het is Jan van der Heiden, die op het idee komt om met slangen te werken. Het gelukt hem om in 1672 de eerste slangenbrandspuit te maken. Jan van der Heiden was een geniale man, die naast kunst schilder en technicus ook uitvinder was. Ook aan zijn eerste ont werpen ontbrak nog wel iets zeer belangrijks. De pomp moest met de hand gevuld worden met water. Hij weet zijn uitvinding zelf belangrijk te verbeteren door ook een aanzuigpomp te ontwerpen. In 1673 komt zijn grote doorbraak als hij met zijn nieuwste brand spuit een grote brand in Amsterdam weet te bedwingen. Hij beperkt zich niet tot het verbeteren van zijn uitvinding, maar hij is ook een begenadigd organisator. Hij ontwikkelt ook een brand weerorganisatie. Bij een brand wist men vaak niet zo gauw wat te doen, wie haalt de spuit, zijn de slangen in orde, waar zijn de lad ders. Praktische problemen waarop Van der Heiden een oplossing vond in de opstelling van een 'brandkeur'. In 1685 wordt deze verordening in Amsterdam ingesteld, waarmee de geschiedenis van de georganiseerde brandbestrijding aanvangt. Tweehonderd jaar later worden nieuwe stappen gezet voor een verbeterde brandwering. de komst van de stoomspuit en de uit bouw van het waterleidingnet. Keuren van 1753 Uit de beschrijving van de brand waarmee dit artikel begint, kun nen we al opmaken dat het met de Castricumse brandbestrijding niet zo best moet zijn gesteld. En uit de archieven wordt duidelijk dat van een goede organisatie van de brandbestrijding tot in onze eeuw geen sprake is geweest. In het gemeente-archief komen, gedateerd 27 maart 1753. twee keuren voor met betrekking tot de brandweer, beiden ondertekend door secretaris Leonard Tem pelaar. De eerste luidt: Alzo verscheyden reysen klagten zyn gedaen, dal enige Ingezetenen van Castricum haar niet ontzien, om in hare Somerwoningen, Schuuren en elders vuur te stooken, zonder dat daar schoorstenen zvn, waerdoor grote perykel is, om brant te veroorzaken, waer tegens behoorde voorzien te worden, zo hebben Schout en Schepenen gekeurt, gelyk dezelve keuren by dezen, dat niemant zal vermogen in hare huyzen, schuuren of stal len, vuur te hebben of te stoken, als onder een schoorsteen en behoorlyke haart stee, op de boete van f 2:12:8 de bekeuring zo wel te doen by de Buuren, als by den Schout en Bode, waer voor de bekeurder de helft van de boete zal genieten, en de andere helft voor den Schout, en in dien dezelve drie dagen na de bekeuring geen schoorsteen of haartstee hebben laten maken, zo zal de Schout vermogen alle dagen de bekeuring te doen, tot zo lange het volgens deze keure is gemaakt, zodanig dat geen perykel te vrezen is". Nog een keur uit 1753 De tweede tekst luidt: "Alzo klagten worden gedaen, dat de Luyden zo onvoorzigtig zyn om hete gloeijende Asch op den weg uyt te gieten, waer door ongemakken en brand te vrezen zyn, zo word mede gekeurt, dat niemand hete of andere assche op den

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Jaarboek Oud Castricum | 1995 | | pagina 3